Beste protestanten, de Mis … is de hemel op aarde !!! deel 3 – hoofdstuk 2
Wil je het boek “Het bruiloftsmaal van het Lam” van Scott Hanh bestellen …
HOOFDSTUK TWEE
Eredienst is oorlog
WAT KIEST U: VECHTEN OF VLUCHTEN?
“De mensheid”, zei de dichter TS. Elliot, “kan niet veel werkelijkheid verdragen”. Wij hoeven niet ver te zoeken om de waarheid van zijn stelling te onderkennen. Mensen ontvluchten stuk voor stuk vandaag de dag het ware leven en trekken zich terug in hun speelkamer. De ontsnappingsroutes variëren van drugs en alcohol tot romannetjes en virtual-reality spelletjes.
Wat vinden mensen zo ondraaglijk in de werkelijkheid? Dat is de gruwel van het kwaad, de schijnbaar alomtegenwoordigheid en macht ervan en onze ogenschijnlijke onmacht om hieraan te kunnen ontsnappen en vooral ook het feit dat wij zelfs niet kunnen voorkomen dat wij zelf kwaad doen. De hel lijkt overal te zijn, het is een valse imitatie van Gods alomtegenwoordigheid, die ons dreigt te verteren, te verstikken zelfs.
Wij kunnen deze werkelijkheid niet verdragen. Toch is dit precies wat Johannes, met een sterk en vreeswekkend realisme, onbevreesd in de Apokalyps neerschreef. De beesten bij Johannes doemen monsterlijk op, walgelijker dan de meest lugubere fantasieën uit Hollywood, zij happen met hun kaken naar de meest onschuldige en zwakke prooien: een zwangere vrouw, een baby. Zij verachten het bestaan, de genade, Kerk en staat. Zij vegen eenderde van alle sterren van de hemel. Zij vormen de macht achter de tronen van staten en koninkrijken. Zij groeien dankzij de zedeloosheid van de mensen die zij verleiden. Zij worden dronken van de ‘wijn’ van de ontucht, hebzucht en het machtsmisbruik jegens hun slachtoffers.
Vechten of vluchten?
Met zo’n tegenstand in het vooruitzicht moeten wij een keuze maken: vechten of vluchten. Dat zijn de opties die onze primitieve menselijke instincten ons ingeven. Bovendien zou na een oppervlakkige vergelijking van onze schijnbare middelen met die van de vijand, vluchten wel eens de meest voor de hand liggende oplossing kunnen zijn. Volgens de geestelijke leermeesters is vluchten echter geen reële optie. Dom Lorenzo Scupoli schreef in zijn klassieke werk De geestelijke strijd: “Deze oorlog is onvermijdelijk en u moet vechten of sterven. Uw vijanden zijn zo koppig dat het sluiten van vrede met hen of het aangaan van onderhandelingen volstrekt onmogelijk is”. Kortom: wij kunnen wel vluchten voor het kwaad, maar uiteindelijk kunnen wij er niet aan ontkomen.
Bovendien kunnen wij niet naar de hemel gaan als wij ons aan de strijd onttrekken. God heeft ons, zijn Kerk, voorbestemd om de Bruid van het Lam te zijn. Wij kunnen toch niet heersen als wij niet eerst de machten verslaan die tegen ons vechten of die aanspraak maken op onze troon?
Wat moeten wij dan doen? Wij moeten, als wij de sluier van onze menselijke kortzichtigheid hebben weggetrokken, gewoon eens om ons heen kijken. Johannes steekt de strijdende christenen een hart onder de riem. Tweederde van de engelen staat aan onze kant en vecht altijd, zelfs als wij slapen. Aartsengel Michaël, de meest gevreesde strijder uit de hemel, is onze onvermoeibare en onoverwinnelijke bondgenoot. Alle heiligen in de hemel roepen voortdurend de almachtige God aan ons te laten overwinnen. En, wat ons het meeste zal bemoedigen, uiteindelijk winnen wij! Johannes beschouwt de strijd vanuit het oogpunt van de eeuwigheid, waardoor hij over het einde van de slag even levendig kan vertellen als over de slachtoffers ervan. De gevechten woeden zo hevig dat de rivieren rood kleuren door het bloed en dat lichamen op hopen in de straten liggen te rotten. Maar de overwinnaars gaan een stad binnen waar de stromende rivieren bestaan uit water dat leven geeft en waar de zon nooit ondergaat.
Kijk nog eens naar wat pater Scupoli schrijft: “Als de woede van uw vijand groot is en hun aantal overweldigend, dan is Gods liefde voor u oneindig veel groter. De engel die u beschermt en de heiligen die het voor u opnemen zijn talrijker”.
Wereldnieuws
We kunnen op hulp uit de hemel rekenen. Wie kan nog meer zekerheid verlangen? Toch doen wij dat vaak. Veel christenen maken zich boos als Jezus, volgens hen, om een of andere reden wat traag te hulp schiet. Dat lijkt vooral zo te zijn in onze hedendaagse ontaarde samenleving. De wereld lijkt soms stevig in handen van kwade machten te zijn en ondanks de gebeden van christenen tiert het kwaad welig als nooit tevoren.
Maar de Apokalyps openbaart dat het de heiligen en engelen zijn die met hun gebeden de geschiedenis bepalen. Meer dan aan Washington DC of de Verenigde Naties, of Wall Street, meer dan aan welke plaats ook, hoort de macht toe aan de heiligen van de Allerhoogste, die om de troon van het Lam staan. Het bloed van de martelaren roept God op tot wraak (Apok 6,9-10) en Hij verhoort deze oproep, nu en in het begin der dagen toen Abels bloed het vanaf de aarde uitschreeuwde. De heiligen roepen in hun gebeden direct de toorn van het Lam af tegen “de groten van de aarde… de rijken en machtigen” (vgl. Apok 6,15-16).
Toch is de macht van de heiligen van een andere orde dan het wereldse begrip van macht en verschilt de toorn van het Lam aanzienlijk van dat van menselijke wraak. Dat mag duidelijk zijn, maar het is onze diepste overweging waard. Want vele christenen beweren te geloven in een hemelse vorm van macht die, bij nadere beschouwing, niets anders is dan een met koeienletters geschreven wereldse macht.
Verplaatst u zich eens in Jezus’ Joodse tijdgenoten en hun aardse verwachting van de Messias: Hij zou het koninkrijk van God instellen met militaire en politieke middelen, zou Rome veroveren, de heidenen onderwerpen, enz. Wij weten dat deze hoop in duigen is gevallen. In plaats van met Zijn legers naar Jeruzalem op te trekken, voerde Jezus een campagne van barmhartigheid en liefde, wat tot uitdrukking kwam in Zijn maaltijden met tollenaars en andere zondaren.
En hebben wij nu wel ons lesje geleerd? Welnee, het lijkt er niet op! Want vandaag de dag hopen nog steeds vele christenen op dezelfde wraak van de Messias als de Joden in de eerste eeuw deden. Hoewel Christus de eerste keer in vrede kwam, zal Hij, zo zeggen zij, aan het einde der tijden met een heilige wraakzucht terugkeren om Zijn vijanden met Zijn almachtige kracht te verpletteren.
Is dat Gods gramschap?
Maar stelt u zich eens voor dat de tweede komst van Jezus heel erg op de eerste zou lijken? Zouden vele christenen dan teleurgesteld zijn? Misschien wel, maar ik denk niet dat wij dat moeten zijn. Want, hoewel er in de Apokalyps (hfst. 6) heel wat verhalen staan over hongersnoden, plagen en ziektes, wordt Gods oordeel over de machtigen en de groten van de aarde, als de ‘toorn van het Lam’ beschreven. Waarom gebruikt Johannes hier het beeld van het lam? Welke vreesaanjagende angst kan een lam eigenlijk inboezemen? Waarom spreekt hij niet over de toorn van de Leeuw van Juda?
Evenzo vragen wij ons af waarom juist zij ‘die hun leven niet tot aan de dood toe liefhadden’, na de eerste komst van Christus hebben kunnen overleven? Of waarom zijn de tegenstanders in de Apokalyps van zo’n ongelijk niveau: twee draken en een beest die een zwangere vrouw aanvallen, wanneer zij haar kind, de Messias, ter wereld brengt? Zeker, daar is de aartsengel Michaël; maar hij wierp de draak alleen maar neer, de hemel uit, waarna deze de vrouw met het kind op aarde ging vervolgen en ook nog eens oorlog ging voeren tegen haar overige nageslacht. Kortom, de kaarten zijn geschud, maar wel verkeerd!
Wat moeten wij dan aan met de slotscène (Apok 19,2), wanneer Christus komt om “het bloed van zijn dienstknechten te wreken”? Daar zien wij iemand met de naam “Getrouw en Waarachtig” op een wit paard rijden, vergezeld door een hemelse legermacht in wit linnen gewaden (is dat hun beste wapenuitrusting?), die strijden met niets anders dan “een zwaard, dat uit zijn mond komt”! Waarom houdt Hij het zwaard niet in Zijn rechterhand? Waarom zwaait Hij er niet mee rond? Natuurlijk, het is het zwaard van de Geest, het Woord van God dat Hij predikt, en niet een militair massavernietigingswapen. Dan grijpt Hij het Beest en de Valse Profeet en gooit hen levend in de vuurpoel die gloeit van zwavel. Is het u ook opgevallen, dat Hij hen niet eerst ter dood brengt, of in stukken snijdt of met duivels leedvermaak hun lijken aanziet? Dan wordt het lot van de slechten, die alleen maar uitgesloten zijn van het nieuwe Jeruzalem, in de volgende twee hoofdstukken beschreven. Wat is dat nou voor een vertoning? Waarom is Jezus nog steeds een Lam – tot het allerlaatste toe? En waarom een bruiloftsmaal en geen overwinningsfeest?
Ik zou willen stellen dat de verwachtingen van vele christenen over Christus’ Wederkomst wat getemperd moeten worden. Anders zou het voor ons – net als voor de Joden in Christus’ tijd – wel eens op een grote teleurstelling kunnen uitlopen. Misschien zijn wij toe aan een heroverweging van het gangbare beeld van God, die Zijn toorn bedwingt-‘wacht maar af, je zult wel zien hoe boos en wraakzuchtig Ik echt kan zijn’ – door Zijn boosheid meer in het licht van Zijn volmaakte vaderschap te beschouwen. Dit doet niets af aan de goddelijke toorn, het past gewoon in het eenduidige beeld dat Jezus ons van God geeft. Zoals ik al eerder schreef, het beschouwen van Gods oordeel in termen van heilig vaderschap verlaagt de rechtsnormen niet en vermindert de zwaarte van de straffen evenmin. Vaders eisen nu eenmaal meer van hun zonen en dochters dan rechters van beklaagden verlangen.
Hoe moeten wij ons dan de Tweede Komst van Jezus voorstellen? Voor mij vindt deze Tweede Komst plaats in de Eucharistie, als de heilige Mis de hemel naar de aarde brengt. Op het moment dat de aardse priester zich over brood en wijn buigt en zegt: ‘Dit is Mijn Lichaam’, waarbij de substantie veranderd wordt, zo buigt Christus, de hogepriester, zich over de kosmos en spreekt Hij dezelfde woorden uit. Wij zijn op aarde, terwijl de elementen op het altaar veranderd worden. Wij zijn hier om getransformeerd te worden, om onze eigenliefde te verwerpen, te leven voor de ander en lief te hebben zoals God liefheeft. Dat gebeurt op het aardse altaar, net als het op de altaren in onze kerken gebeurt. Zoals het vuur van de hemel neerdaalde om de offers op het altaar van Salomo te verteren, zo daalde op het eerste Pinksterfeest het vuur uit de hemel neer om de leerlingen in zich op te nemen. Het is hetzelfde vuur, het is de Heilige Geest, die ons in staat stelt als levende offergaven op het aardse altaar geofferd te worden. Dat is de betekenis van de tweede helft van de Apokalyps.
De geschiedenis van het huwelijk met God
Vanuit ons dagelijks leven bekeken is dat ook begrijpelijk. In het licht van het goddelijke vuur beschouwen wij het nieuws van de dag niet als losse joumaalflitsen zonder samenhang of betekenis, maar als een verhaal, waarvan wij de afloop al kennen. Alles in de geschiedenis – zowel de wereldgeschiedenis, als onze persoonlijke geschiedenis – draagt bij tot het heil van hen die God liefhebben (zie Rom 8,28). Want Christus is de Heer van de geschiedenis, vanaf het begin (vgl. Joh 1,1) tot en met het einde (vgl. 1 Kor 4,5).
Christus staat duidelijk aan het hoofd en Hij wil dat wij, als Zijn bruid, met Hem meeregeren. Dus moeten wij voor onze troon vechten, maar een verwoede strijd kun je het niet noemen. We kunnen het ook met een romantische blik bekijken. De geschiedenis is het verhaal van Christus die Zijn Kerk voor zich tracht te winnen en die ons langzaam naar ons bruiloftsmaal voert, het feestmaal van het Lam. Hij kijkt naar ons zoals Adam Eva aankeek en zegt: “Eindelijk mijn gebeente en vlees van mijn vlees!” (Gen 2,23). Zo is Kerk zowel Christus’ bruid als Zijn lichaam, want in het huwelijk zullen die twee één zijn (zie Mt 19,5). Dus kijkt Christus ons aan en zegt: “Dit is Mijn lichaam”.
God wil dat de geschiedenis ons – of wij bepaalde gebeurtenissen nu goed of slecht voor ons vinden – naar de eeuwige communie van ons bruiloftsmaal leidt. Wij moeten Christus’ wens, dat wij op het feest aankomen, niet onderschatten. Denk eraan, Hij is de bruidegom die Zijn bruid opwacht. Dus zijn de hartstochtelijke woorden die Hij tot Zijn apostelen richtte ook tot ons gericht: “Vurig heb Ik verlangd dit paasmaal met u te eten…” (Lc 22,15).
Ook moeten wij Jezus’ vermogen om ons naar het feest te geleiden niet onderschatten. Hij is tenslotte de almachtige, alwetende God. Hij wil eeuwigdurende gemeenschap met de Kerk en wat Hij wil, zal Hij zeker bereiken, zelfs in deze tijd. De reden dat God mens werd, Zijn bloed vergoot en stierf is dat Hij een liefdevolle gemeenschap met Zijn Kerk wenste. En dat is nu precies de belangrijkste reden waarom Hij de wereld schiep. Zo moeten alle gebeurtenissen uit alle tijden ons onverbiddelijk tot die gebeurtenis leiden, die wij op mystieke wijze verwoord zien in de laatste hoofdstukken van de Apokalyps.
Geen tijd om uit te rusten
Het lijkt er wel op dat de hel in deze wereld de overhand heeft, maar dat is niet het geval. De Kerk heeft, in zekere zin, de leiding. Onze gebeden – en in het bijzonder onze offergaven tijdens de Mis – zijn de krachten die de geschiedenis naar het einddoel voortstuwen. In feite wordt het doel van de geschiedenis verwezenlijkt met het offer in de Mis, want daar vieren en voltrekken Christus en de Kerk hun huwelijksfeest.
Hoe moeten wij dan onze voortdurende strijd opvatten? Als de geschiedenis, in zekere zin, het einddoel al bereikt heeft, waarom moeten wij dan door blijven vechten? Omdat nog niet de hele wereld naar het feest gekomen is, ook al zijn u en ik wel gekomen. Dus moeten wij de tijd blijven gebruiken om alles in Christus te herstellen. Herinnert u zich nog, dat wanneer wij naar de Mis gaan, wij ons werk, ons gezinsleven, ons lijden en onze vrije tijd meedragen en dat deze bij de viering van de Eucharistie geestelijke offers worden, die God door Jezus Christus aanvaardt? God verlangt dat u en ik een onvervangbare rol in de heilsgeschiedenis spelen. “De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom!’” (Apok 22,17). Let op, niet alleen de Geest richt die de oproep tot de mensheid, naar de Geest en de bruid. De bruid is de Kerk, dat zijn u en ik.
Ondertussen bereikt onze vijand – het beest – niets heiligs. Hij werkt altijd, intimideert ons soms met zijn ijver, maar zijn werken blijven vruchteloos. Hij is 666, het wezen dat op de zesde dag is blijven steken, eeuwig in barensnood, maar nooit in staat de zevende dag van de Sabbatsrust en de eredienst te bereiken.
Zo gaat de strijd door en we hebben ons gemeld voor actieve dienst. Wij moeten echter de strijd dicht bij huis beginnen. Onze gevaarlijkste vijand vinden wij in onze ziel: hoogmoed, jaloezie, luiheid, gulzigheid, hebzucht, woede en wellust. Voordat wij ons op de vijand in de samenleving kunnen richten, moeten wij eerst onze eigen zondige gewoontes in kaart brengen en deze uitroeien. In de tussentijd moeten wij onze wijsheid en deugdzaamheid tot wasdom laten komen om zo steeds meer op Christus te gaan lijken.
Wij kunnen alleen maar naar het feest komen als we eerst onszelf leren kennen zoals wij werkelijk zijn, en dat is hoe de almachtige God ons ziet. Toen Johannes voor het Lam Gods stond, maakte hij een nauwkeurige inschatting van de situatie en hij viel nederig ter aarde. Wij moeten de waarheid even helder onder ogen zien. Daarom moeten wij alles in hetzelfde goddelijke licht beschouwen. Maar hoe kunnen wij dat, als alles om ons heen donker is? Er is maar één manier om naar diezelfde zuivere, goed verlichte plek te gaan, waar Johannes zijn visioen had: aanbid in naam van de Geest op de Dag des Heren, dat is tegelijkertijd de hemelse stad waar geen nacht meer zal zijn (Apok 22,5).
Alleen in het nieuwe Jeruzalem zullen wij onszelf zien zoals wij zijn, want daar zullen wij het oordeel ondergaan. Daar zullen wij lezen wat in het boek des levens is opgetekend. Die plaats is de hemel, maar we hoeven niet te sterven om er heen te gaan. Het nieuwe Jeruzalem is de berg Sion, het is de Kerk met de Bovenzaal en deze komt tot ons in de Heilige Mis.
Ik kan niet opstaan omdat ik zojuist gevallen ben
We willen onszelf leren kennen. We moeten dus de delen van de Mis die voor zelfonderzoek zijn bestemd, goed gebruiken: de boeteritus bijvoorbeeld, met het “Ontferm U over ons…” en “Ik belijd”. Dit vereist dat wij tot inkeer komen en een innerlijke rust ontwikkelen die het ons mogelijk maakt onze gedachten, woorden en daden aan een nader onderzoek te onderwerpen. Om tot bezinning te komen is het nuttig ruim voor het begin van de Mis in de kerk aanwezig te zijn en dan in gebed te gaan. Inkeer stelt ons in staat ons op het wezenlijke van de Mis te concentreren wat er ook om ons heen gebeurt: huilende baby’s, slechte muziek, of middelmatige preken.
Om ons op de Mis voor te bereiden moeten we na een diepgaand gewetensonderzoek onze zonden belijden en vooral hopen op het sacrament van verzoening. Denk aan het advies uit de Didache, de oudste liturgische gids van de Kerk: “We moeten biechten voordat wij de Eucharistie ontvangen, opdat ons offer zuiver zij”. Hoewel de Kerk ons slechts voorschrijft om één keer per jaar te biechten, beveelt een grote meerderheid van heiligen en pausen aan dat we ‘vaak’ moeten biechten. Hoe vaak is dat? Dat hangt van uw situatie af en van het advies van uw biechtvader. Wij moeten echter het goede voorbeeld volgen van de meeste heiligen, die minstens een keer per week gingen biechten. De meeste geestelijke leiders in wie wij vertrouwen hebben, adviseren minimaal een keer per maand te biechten.
Als wij eerlijk voor God zijn, dan zullen we net als Johannes ons in ons hart nederig voor zijn voeten hebben voelen vallen. Wij bidden dan in volmaakte oprechtheid dit gebed voor de Communie: “Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt…”
Het is hier druk
Wat zien we als we in het licht staan? Wij zien dat we zondaars zijn en zwak, maar we zien nog veel meer.
Wij zien dat we in deze oorlog verreweg de sterkste partij zijn. In de Mis roepen wij de engelen aan en wij vieren de Mis naast hen, net als Johannes, als hun gelijken, voor God! We roepen hun hulp in. Luister eens nauwkeurig naar de prefatie in de Mis, net voordat het “heilig, heiig, heilig” gezongen wordt. “Daarom, met alle engelen, machten en krachten, met allen die staan voor Uw troon, loven en aanbidden wij U en zingen U toe vol vreugde”. In sommige oosterse liturgieën wordt zelfs gewaagd het aantal engelen te noemen: “een duizend duizenden en tienduizend maal tienduizend legerscharen van engelen en aartsengelen”. Het woord legerscharen betekent in dit verband militaire macht, net als ‘legioenen’ of ‘divisies’. De Mis, zo lijkt het, is als de invasie in Normandië in het geestelijke rijk.
Wij roepen ook de heiligen aan, door het noemen van hun naam. In de Romeinse Canon of Eucharistisch Gebed I, leest de priester een lange lijst apostelen, pausen, martelaren en andere heiligen op, vierentwintig, en dat is precies het aantal presbyteroi, die Gods troon in de Apokalyps omringen.
Bij geestelijke oorlogvoering zijn heiligen sterke bondgenoten. Bedenk dat in de Apokalyps de wraak van God onmiddellijk volgt op de gebeden van de martelaren onder Zijn altaar. In sommige oosterse liturgieën, zoals bijvoorbeeld in de oude Liturgie van Marcus, herhalen de kerkgangers de gebeden van de martelaren: “Vermorzel satan onder onze voeten, en al zijn boosaardige invloed. Verneder nu, zoals Gij altijd doet, de vijanden van Uw Kerk. Breng hun hoogmoed aan het licht. Toon hun snel hun zwakheid. Laat hun verdorven plannen, die ze tegen ons beramen, op niets uitlopen. Sta op, o Heer, en verstrooi Uw vijanden en laat allen die Uw heilige naam haten op de vlucht slaan.”
Het lijdt geen twijfel, wij hebben de kracht en de macht aan onze zijde. Dat staat in het “Heilig, heilig, heilig” en dat zingen wij samen met de engelen in iedere Mis die we bijwonen. Wij moeten dit lied dus met hart en ziel zingen. Heeft u wel eens een sterk leger in gelid zien marcheren? De soldaten bewegen zich met eendrachtige precisie voort en zij zingen met vreugde en vertrouwen. Zo moeten wij ons ook door de Mis heen gedragen: vol vertrouwen en vreugde. Wij ontkennen de kracht van de vijand niet, wij verheugen er ons juist om dat God sterker is en dat God onze kracht is!
Zend de duivels jankend heen
Het is niet voldoende om zelfkennis en kennis van de engelen te hebben. Wij moeten God steeds beter leren kennen en dat is een eindeloos en oneindig lonend streven. Want hoe meer wij over Hem leren, hoe meer we ons realiseren hoe onwetend wij zijn en beseffen dat wij zonder genade ook niets kunnen weten.
Als wij God leren kennen, zullen wij steeds beter inzien op welke oneindige kracht wij kunnen rekenen en hoeveel middelen wij in de strijd kunnen werpen. Dus moeten wij ons gedurende ons hele leven door geestelijke en leerstellige vorming op de heilige Mis voorbereiden. Geen enkele soldaat zou zonder opleiding de strijd in gaan. Ook moeten wij niet denken dat we duivels kunnen overwinnen als we zwak in ons geloof zijn. Wij moeten ons door de eerste opleiding heen worstelen en steeds een gedisciplineerd leven leiden, met gebed, dagelijkse bijbelstudie, het bekijken van katholieke videobanden en het lezen van boeken (vooral de Kathechismus van de Katholieke Kerk). Het is een levenslange leertijd.
Onze studie van de leer zal ons begrip van elk woord en elke handeling in de liturgie versterken. Wij zullen het kruisteken maken, wetende dat dit het vaandel is dat wij de strijd in dragen en waarvoor demonen zullen sidderen. Wij zullen onze vingers in wijwater dopen, wetende dat – in de woorden van Teresa van Avila – dit water demonen op de vlucht doet slaan. We zullen elke regel van het Gloria en de Geloofsbelijdenis uitspreken alsof ons leven ervan af hangt, omdat dat zo is.
En wat ‘gebeurt’ er op het slagveld, wanneer we Jezus Christus, Koning der Koningen en Heer der Heren, in de Heilige Communie ontvangen? De heiligen vertellen ons dat wij op dat moment de vijand verdrijven en dat wij daarna altijd waakzaam zullen blijven. Een monnik die in de vijfde eeuw op de berg Sinaï leefde, getuigde dat “als dat vuur bij ons binnentreedt, verdrijft het onmiddellijk de boze geesten uit ons hart en bewerkt de vergeving van de zonden die we eerder begaan hebben… En als wij hierna, staande aan de poort van ons hart, nauwgezet waken wij over ons verstand, en als wij dan opnieuw deze Mysteries ontvangen, zal het goddelijk Lichaam ons verstand nog meer verlichten en het als een ster doen schijnen.”
Zo gaat de schittering van de Mis met ons mee naar huis als de eeuwige dag van het hemelse Jeruzalem. Naarmate wij in genade groeien, wordt onze heilige Mis een vuur dat ook in ons brandt, zelfs in ons werk en gezinsleven. Dat is veiligheid in oorlogstijd, want het zwakkere leger zal zelden bij daglicht aanvallen. En de duivel weet, dat als het licht van Christus aan één kant staat, de duisternis van de hel geen licht kan verspreiden.
De beslissende slag
Maar strijd blijft strijd. Zelfs als onze overwinning vast staat, hoeft de strijd niet eenvoudig te zijn en dat geldt in het bijzonder voor de Mis. De duivel, die de kracht van de genade kent, zal ons het krachtigst aanvallen, zo zegt een oude leermeester, “als er grote feesten aan de gang zijn en tijdens de Heilige Liturgie, vooral op het moment dat wij de Heilige Communie hopen te ontvangen.”
Welke bijzondere strijd voeren wij tijdens de Mis? Misschien is het wel het onderdrukken van gevoelens van minachting voor de kerkganger met een te sterk parfum naast u, of voor degene die de verkeerde gezangen zingt en nog vals ook. Of misschien is het wel het achterwege laten van een oordeel over de parochiaan die wat vroeg de kerk uitgaat. Of misschien het afwenden van de blik als u zich begint af te vragen hoe laag dat decolleté nu echt is. Misschien moeten we die strijd wel voeren wanneer wij zitten te meesmuilen bij een preek vol grammaticale fouten. Of brengen we slechts met moeite een glimlachje op, vol begrip, naar de moeder met die huilende baby.
Ja, dat zijn de hevige gevechten. Misschien niet zo romantisch als kletterende sabels in een verre woestijn, of het temidden van wolken traangas demonstreren tegen onrecht. Maar, omdat ze goed verborgen zijn, zich in ons binnenste afspelen, vergen zij veel meer moed. Niemand, behalve God en zijn engelen, zullen weten dat u deze week uw kritiek op de preek van de priester in gedachten inslikte. Niemand, behalve God en zijn engelen, zullen weten dat u uw kritiek achterwege liet over de ongepaste kleding van het gezin achter u. U krijgt weliswaar geen medaille, maar u hebt wel een overwinning behaald.
Toets van de realiteit… verdraag hem
De werkelijkheid die in de Apokalyps van Johannes wordt ontsluierd is even beangstigend als troostend. Maar het goede nieuws is dat wij deze werkelijkheid met hemelse hulp kunnen verdragen. Wij zijn kinderen van de Koning van het heelal, maar wij leven in voortdurend gevaar, omringd door duistere spirituele krachten die onze ziel, onze kroon en ons geboorterecht willen vernietigen.
Maar de overwinning ligt binnen handbereik. Het is goed dat onze traditie een verband legt tussen de Mis en de todah, het oude dankoffer van Israël. De todah was een uitdrukking van volledig vertrouwen: een gebed om verlossing uit de handen van een vijand, een gebed om vrijwaring van een dreigende dood, maar de todah schonk ons ook de gelegenheid om God te danken voor het verhoren van onze gebeden. U herinnert zich vast nog dat de rabbi’s voorspelden dat in de Messiaanse tijd het brengen van allerlei offers zou ophouden, behalve de todah. Dus bidden wij vol vertrouwen in elke Mis “verlos ons van het kwade” en verheerlijken zo God als dank voor onze verlossing.
In de heilige Communie ontvangen wij het brood dat ons zal steunen, zelfs tijdens de langste vijandelijke belegering. In de Mis, als wij naast onze hemelse bondgenoten staan, is de duivel machteloos. Voor het altaar naderen wij tot de hemel, de enige bron van oneindige genade, die onze zondige harten kan veranderen. Aan het bruiloftsmaal van het Lam worden wij op de troon geplaatst om door onze gebeden over de geschiedenis te heersen.
Met dit nieuwe millennium zullen er veel mensen op u afkomen die roepen dat het einde nabij is en dat de laatste grote strijd zeker de slag van Armageddon is. Wees niet bevreesd. U kunt hun vertellen dat het einde inderdaad nabij is: ja, de Apokalyps vindt nu plaats. Maar de Kerk heeft altijd geleerd dat het einde nabij is, even dichtbij als uw parochiekerk. En daar moet u naar toe rennen in plaats van ervoor weg te lopen.
Ieder gevecht dat wij zo graag met aardse strijdmiddelen aan willen gaan, moeten wij eerst aangaan met de wapens van de geest. U wilt gerechtigheid voor onderdrukte volken op aarde? U vindt het zo nodig dat martelaren in verre landen hulp krijgen? Hol dan niet meteen naar het gemeentehuis! Als u het Koninkrijk tot stand wilt helpen brengen, moet u eerst maar eens flink bidden, zo vaak mogelijk deelnemen aan de heilige Mis, overal zijn waar het heiligdom van de Koning uit de hemel neerdaalt. En dat is in de heilige Mis.