Preek op 24-07-2022, 17e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen

Preek op 24-07-2022, 17e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, allemaal welkom.

In de eerste lezing horen wij hoe belangrijk het gebed is. God wilde de steden Sodom en Gomorra vernietigen, maar door het gebed van Abraham, de vader van ons geloof, worden in ieder geval de rechtvaardigen gered.

Het evangelie spreekt dan natuurlijk ook over het gebed. Jezus leert zijn apostelen het ‘Onze Vader’. Maar niet alleen de keuze van onze woorden is belangrijk. Het gaat vooral om de innerlijke houding waarmee wij bidden. Ik zei zo-even dat Abraham de vader van ons geloof is. Ook wij horen met geloof en met vertrouwen te bidden. Wij mogen weten, dat God inderdaad ‘Onze Vader’ is, die van ons houdt, voor ons zorgt, voor de wereld waarin wij leven. En ook al gebeurt er nu nog zo veel narigheid, God heeft de wereld echt niet uit het oog verloren.

Eren wij God door onze gebeden en liederen, maar eren wij Hem vooral door ons geloof te belijden en te beleven, hier in de Kerk met woorden en in ons dagelijks leven door onze daden.

Openingsgebed

Laat ons bidden. God, hemelse Vader, wij bidden wel, maar ons geloof is klein, onze berekening is groter dan ons vertrouwen. Leg de woorden van Jezus in onze mond, leer ons bidden zoals zijn leerlingen. Dan wordt uw Naam geprezen, dan komt uw koninkrijk nabij. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon …

Kinderwoorddienst

Preek

“Op een keer was Jezus ergens aan het bidden”. Zo begint het evangelie. Het is goed om eens stil te staan bij de biddende Jezus. Er wordt veel over Hemzelf gezegd, over zijn woorden en daden, zijn wonderen, maar over zijn bidden horen wij maar weinig. Toch heeft Jezus zijn liefde voor God en voor de mensen nergens zo diep beleefd als in zijn gebed.

Jezus’ gebed heeft op de apostelen indruk gemaakt. Hij had weleens geen tijd om te eten, zo druk was Hij met de mensen in de weer, maar voor het gebed maakte Hij telkens weer tijd vrij. Hij trok zich dan terug in de eenzaamheid, op een berg, soms ‘s nachts en ook weleens voor langere tijd in de woestijn.

Vooral de manier waarop Jezus bad is de apostelen bijgebleven. Op zaterdag 6 augustus viert de Kerk het feest van de Gedaanteverandering van de Heer en juist bij die gelegenheid zullen wij horen hoe tijdens het gebed Jezus’ gelaat van aanblik veranderde en zijn kleren verblindend wit werden. Jezus ging zo vertrouwelijk met zijn en onze hemelse Vader om, dat het gebed Hem van binnen uit veranderde. De rust, vrede en verlichting, die God aan biddende mensen wil schenken, was bij Jezus te zien, zo goed kon Hij bidden.

De apostelen begrepen, dat zó kunnen bidden voor het dagelijkse leven met al zijn vreugde en verdriet een bron van kracht is. En daarom vroegen zij Jezus: “Heer, leer ons bidden.” Zij vroegen niet om een gebedsformule, maar de kracht, de liefde, de wijsheid, de vrede en de vreugde, die Jezus tijdens zijn bidden ontving, wilden zij ook graag krijgen.

Jezus geeft dan toch een gebedsformule, maar wel een heel bijzondere, die wij noemen ‘het gebed des Heren’, een gebed, dat is voortgekomen uit de rijkdom van Jezus’ Hart. Het is a.h.w. een cardiogram van zijn Hart. De leerlingen beseften het bijzondere karakter van dit gebed en daarom laten zij ons vooraf zeggen: Aangespoord door een gebod van de Heer durven wij zeggen: Onze Vader.

Het is eigenlijk ongehoord, dat wij de almachtige God, de Schepper van hemel en aarde ‘Onze Vader’ mogen noemen. Het is dan ook niet meer dan vanzelfsprekend, dat wij in dat gebed onze gedachten eerst naar Hemzelf laten uitgaan en bidden, dat zijn Naam geheiligd moge worden, dat zijn Rijk moge komen, dat zijn wil moge geschieden.

Het gebed des Heren is een wereldwijd gebed. Als wij zeggen ‘Onze Vader’, geven wij te kennen, dat alle mensen, overal ter wereld, onze broeders en zusters zijn, één grote familie van God.

Paus Franciscus hamert er dan ook geregeld op, dat wij onze zorg meer en meer moeten laten uitgaan naar die medemensen, vooral de zieken en de armen. Wij weten, dat hij – wanneer hij andere landen bezoekt – hij naar sloppenwijken gaat, gedetineerden en verslaafden. Als wij dan horen over ellende, bijvoorbeeld in Oekraïne en andere landen, die gebukt gaan onder oorlog en natuurgeweld, burgeroorlogen vanwege economische crises, mogen wij voor hen bidden als voor onze eigen kinderen en kleinkinderen, onze eigen broers en zussen.

De hemel roept ons op te luisteren naar de noodkreten van de armen en de hongerigen. Als wij voor hen zorgen, zal de hemel voor ons zorgen. Als wij hen nog meer honger laten lijden, zal de hemel uiteindelijk ook ons het onheil van hongersnood laten proeven. Dat, lieve medeparochianen, is de opdracht voor de gelovigen van deze tijd: te bidden en te werken voor de armen, ver weg en dichtbij.

Willen wij onze eigen economie redden, dan moeten naar arme landen omkijken. Kijken wij naar de degenen in de wereld, die van honger omkomen en voeden wij hen. Als als het ware ons voedsel de magen vult van hen, die honger lijden in de wereld, zal Gods ‘economische zegen’ over ons komen. Dat is Gods belofte. De hongerigen van de wereld zijn de deuren naar ons economisch herstel.

Dat staat eigenlijk al in het Oude Testament. In Jesaja 48, 18 zegt God het volgende: “Hadt gij maar geluisterd naar mijn geboden, dan was uw vrede als een rivier geweest, en uw welzijn als de golven der zee”.

Terug naar het gebed. Ook als wij het ‘Onze Vader’ privé uitspreken, doen wij dat toch in naam van die grote mensengemeenschap, die God als Vader erkent en ook voor alle mensen, die God nog niet als zodanig kunnen of willen erkennen.

Als wij God geëerd hebben met de eerste beden van het Onze Vader, mogen wij bidden voor de noden van de wereld en van onszelf. Dan mogen wij vragen om het brood voor elke dag, om vergeving, om bescherming tegen bekoringen en om verlossing van het kwaad. Wij nemen dan a.h.w. de wereld in onze handen om haar aan de Vader aan te bieden.

Kunnen wij het Onze Vader niet altijd en overal bidden? Aan het begin van een dag: moge uw wil geschieden, moge uw Rijk komen. Aan het einde van de dag: vergeef ons onze schuld. Bij de wieg van een kindje: wees Vader ook voor dit nieuwe leven. Bij het sterfbed van een dierbare: Wees Vader voor deze mens en neem hem op in uw eeuwig koninkrijk. Voor en na het eten: om God te vragen om en te danken voor het voedsel.

Broeders en zusters, laten wij dit gebed vaak bidden. Máár … raffelen wij het niet af. Laten wij af en toe eens rustig nadenken over alle afzonderlijke woorden: wat wil het voor míjn leven zeggen, dat die almachtige, eeuwige God ook míjn Vader is. Betekent dat niet, dat mijn persoonlijke bestaan in goede handen is? Dat ik mij door Hem gedragen mag weten, en dat ik mij dus eigenlijk nooit zorgen hoef te maken?

Uw Naam worde geheiligd. Een oproep aan mijzelf en alle mensen om goed te leven. Uw rijke kome. Een wens, en tegelijkertijd een belofte waaraan wij kunnen meewerken. Eens zal het Godsrijk gevestigd zijn, zal alle kwaad overwonnen zijn. En wat is het niet troostvol, dat God al onze schulden wil vergeven… als wij ook anderen hun schuld vergeven.

Als wij af en toe bij die woorden stilstaan zal misschien ook ons hart gaan branden, zal misschien ook ons gelaat gaan stralen. Dan zullen wij Gods vrede ervaren en andere mensen zullen dat zien. Dan zijn wij een levend getuigenis van Gods bestaan.

Ooit zat een oude moslim zwijgend langs de straat. Hij was mager. Zijn kleren waren bijna zo oud als hij was. Een gebedssnoer gleed door zijn vingers. “Hé meneer, verveel jij je niet?” De oude man keek omhoog. “Nee hoor, Ik verveel me helemaal niet. Ik dank God.” “God danken? Waarvoor dan wel?” riep de ander vanuit zijn appartement. “Ik dank God – verklaarde de moslim – omdat de zon mij verwarmt. Ik dank God voor de blauwe hemel en het water van de rivier. Ik dank God voor het prachtige lied van de vogels. Ik dank God voor de eieren, die de kippen leggen. Ik dank God omdat ik gelukkig ben. Ik dank God, omdat Hij steeds bij mij is.”

Beste medegelovigen, misschien is de wereld wel zo sterk in beroering, omdat God de grote massa van de mensen opnieuw naar zich wil toetrekken en daarmee ook naar elkaar. Laten wij niet zozeer streven naar het steeds weer krijgen van het nieuwste van het nieuwste, maar vooral blij zijn met God en zijn belofte tot eeuwig leven, blij zijn met onze medemensen, ver weg en dichtbij. Stralen wij dat uit naar iedereen in onze omgeving. Amen.