Uit een preek van de heilige Johannes Chrysostomus, bisschop van Constantinopel († 407), over het evangelie van Matteüs
Indien wij als schapen zijn, overwinnen wij, indien wij als wolven zijn, worden wij overwonnen
Zolang wij als schapen zijn, overwinnen wij. Ook al omgeven ons ontelbare wolven, dan nog zijn wij de meerdere en hebben wij de overhand. Als wij echter als wolven worden, dan lijden wij de nederlaag. Wij verliezen dan de hulp van de herder. Hij hoedt immers geen wolven, maar schapen. Hij verlaat u dan en gaat weg, want gij staat het niet toe dat hij zijn macht toont.
Wat Christus zegt, is het volgende: raakt niet in verwarring, omdat Ik u midden onder wolven zend en Ik u opdraag als schapen en duiven te zijn. Ik had het tegenovergestelde kunnen doen door ervoor te zorgen dat gij niets verschrikkelijks te lijden zoudt hebben en niet als schapen aan de wolven zoudt blootgesteld worden. Ik had u vreeswekkender kunnen maken dan leeuwen. Het is echter goed dat het zo geschiedt. Dit verleent u meer glans en dit verkondigt tevens mijn macht. Zo zei Christus ook tegen Paulus: ‘Je hebt genoeg aan mijn genade. Kracht wordt juist in zwakheid volkomen’ (2 Kor. 12, 9). Ik heb er dus voor gezorgd dat gij zo zijt en niet anders. Wanneer Hij immers zegt: ‘Ik zend u als schapen’ (Mt. 10, 16), zegt Hij op verhullende wijze het volgende: verliest de moed niet, ik weet immers heel goed dat gij zo voor allen onoverwinnelijk zult zijn.
Ieder moet ook uit zichzelf iets bijdragen en het moet niet de schijn hebben dat alles afhangt van de genade. Ook moet men niet denken dat men zomaar en zonder reden gekroond wordt. Christus zegt immers: ‘Weest omzichtig als slangen en argeloos als duiven’ (Mt. 10, 16). En wat vermag onze omzichtigheid dan wel in zo grote gevaren? Hoe zullen wij onze omzichtigheid geheel kunnen bewaren, wanneer wij door zoveel golven omspoeld worden? Immers, hoe omzichtig een schaap ook is, wanneer het zich midden onder de wolven bevindt, wat zal het dan nog kunnen uitrichten? Hoe argeloos de duif ook is, wat zal het baten, als zovele valken haar belagen? Bij die redeloze dieren niets, maar bij u wel degelijk!
Laten wij echter zien welke omzichtigheid Christus vraagt. Hij zegt: ‘die van de slang’. Een slang geeft alles prijs. Als haar lijf afgesneden moet worden, verzet zij zich daar niet al te heftig tegen. Als haar kop maar bewaard blijft! Zo moet ook gij, zegt Christus, alles prijsgeven, behalve het geloof. Als het noodzakelijk is, dient gij desnoods uw geld, uw lichaam en zelfs uw leven prijs te geven! Het geloof is immers het hoofd en de wortel. En als gij dat behoudt en al het andere verliest, dan zult gij alles in nog grotere mate terugkrijgen. Daarom heeft Hij de opdracht gegeven niet alleen eenvoudig en argeloos of alleen omzichtig te zijn, maar heeft Hij beide met elkaar verbonden, zodat zij samen één deugd worden. Hij nam de omzichtigheid van de slang, opdat gij niet dodelijk getroffen wordt. Hij verbond die met de argeloosheid van de duif, opdat gij u niet wreekt op hen die u onrecht aandoen en uw wraak niet koelt op hen die u belagen. Daarom heeft omzichtigheid geen enkel nut, als ze niet met argeloosheid gepaard gaat.
Laat niemand menen dat deze opdrachten onmogelijk zijn. Beter dan wie ook kent Christus de aard der dingen. Hij weet dat geweld niet met geweld, maar met zachtmoedigheid tenietgedaan wordt.