Uit een preek, toegeschreven aan de heilige Macarius († ca. 390)
Wee de ziel waarin Christus niet woont
Wanneer God vertoornd is op een ziel vanwege de overtreding van zijn gebod, levert Hij deze over aan de vijanden. En de vijanden misvormen de ziel volkomen na haar eerst misleid te hebben.
Wanneer een huis geen heer heeft die het bewoont, vervalt het en wordt het een oord van duisternis en ongerechtigheid. Het raakt vol vuil en afval. Zo wordt ook de ziel die niet haar Heer samen met zijn feestvierende engelen in zich draagt, vervuld van de duisternis der zonde. De schande van de hartstochten en iedere vorm van smadelijk handelen gaan dan hoogtij vieren.
Wee de weg waarop niemand wandelt en waarop niemand de stem van een mens hoort! Die weg wordt een plaats voor wilde dieren. Wee de ziel waarin de Heer zijn weg niet gaat en door zijn stem de wilde beesten van de boosheid niet op de vlucht jaagt! Wee het huis, wanneer de heer er niet in woont! Wee het land, wanneer het geen landbouwer heeft die het bewerkt! Wee het schip, wanneer het geen stuurman heeft! Het valt immers ten prooi aan de golven en gaat aan de deining van de zee ten onder! Wee de ziel, wanneer zij niet als ware stuurman Christus in zich draagt! Haar valt op de levenszee de bitterheid van de duisternis ten deel, zij wordt overspoeld door de deining der hartstochten, zij wordt gebeukt door de stormen van de kwade geesten en tenslotte gaat zij haar ondergang tegemoet.
Wee de ziel, wanneer zij Christus niet in zich draagt; dan heeft zij niemand om haar zorgvuldig te bewerken en kan zij de goede vruchten van de Geest niet voortbrengen; verlaten en vol doornen en distels valt zij dan ten prooi aan het verterende vuur. Wee de ziel, wanneer zij niet Christus als heer heeft die in haar woont! Verlaten en vol van de kwalijke geur van de hartstochten wordt zij dan tot een verblijf van verdorvenheid.
Wanneer de landbouwer op weg gaat om het land te bewerken, neemt hij de vereiste werktuigen en de juiste kleding mee. Toen Christus als hemelse koning en ware landbouwer tot de mensheid kwam die door de verdorvenheid vereenzaamd was, bracht Hij het kruis als werktuig mee om de eenzame ziel te bewerken. Hij nam de doornen en distels van de kwade geesten weg, Hij wiedde het onkruid van de boosheid en verbrandde al het gras van de zonden in het vuur. Nadat Hij zo de ziel met het hout van het kruis bewerkt had, heeft Hij in haar de wondermooie tuin van de Geest aangelegd, die iedere zoete en aantrekkelijke vrucht voor God als haar Heer voortbrengt.