Overweging ter voorbereiding van 04-12-2024, woensdag in de eerste week van de advent

Uit een preek van de heilige Gregorius, bisschop van Nazianze († 390)

Een wonderbare ruil

Gods Zoon zelf, het Woord, bestond voordat de tijd een aanvang nam, de onzichtbare, de onbegrijpelijke, de onstoffelijke, het begin van het begin, het licht uit het licht, de bron van het leven en de onsterfelijkheid; de afdruk van het goddelijk oerbeeld, het onuitwisbaar zegel, het weergaloos beeld en het laatste Woord van de Vader. Hij treedt nu zijn eigen beeld tegemoet, omkleedt zich met een menselijk lichaam omwille van de mens, neemt een geest en ziel aan omwille van mijn ziel om aan ons gelijk te worden en ons te reinigen. In alles wordt Hij mens, behalve in de zonde. Maria ontving Hem in haar schoot. De Geest had haar naar lichaam en ziel gereinigd. Moest immers de geboorte met eer worden omringd, de maagdelijkheid zo veel te meer. Hij kwam als God onder ons door mens te worden. Hij verenigde het tegenstrijdige, lichaam en geest, doordat de Geest het goddelijke leven gaf en het lichaam dit ontving.

Hij die anderen hun rijkdom schenkt, wordt arm, maar Hij neemt de armoede van mijn lichaam aan om mij met zijn godheid te verrijken. Hij die de volheid is, ontledigt zich, Hij ontdoet zich voor een korte tijd van zijn eigen heerlijkheid om mij te laten delen in zijn overvloed.

Wat een overstelpende goedheid! Wat een mysterie omwille van mij! Ik droeg het beeld van God, maar ik heb het verloren. Nu neemt Hij mijn mens-zijn aan om dat beeld te redden en aan mijn mens-zijn onsterfelijkheid te verlenen. Hij treedt met ons opnieuw in een gemeenschap, en wel een die de eerste ver overtreft.

Zo moest door de menswording van God de mens worden geheiligd en God zelf wilde ons bevrijden door met kracht de tiran te overwinnen. Hij wilde ons tot zich terugbrengen door de bemiddeling van zijn Zoon die dit heeft volbracht tot eer van zijn Vader, aan wie Hij zich in alles gehoorzaam heeft getoond.

De goede Herder is bij het dwalende schaap gekomen, Hij die zijn leven geeft voor zijn schapen (vgl. Joh. 10, 11), kwam naar de bergtoppen waar jij altijd je offers bracht (vgl. Hos. 4, 13). Hij heeft het daar gevonden en op zijn schouders genomen – schouders die ook het kruishout gedragen hebben – en het zo meegenomen naar het leven van boven.

Na de lamp van de Voorloper komt het helle licht, na de stem van Johannes komt het Woord. Na de vriend van de bruidegom, die voor de Heer een uitgelezen volk bereidde en die het reeds tevoren door het water zuiverde voor het ontvangen van de heilige Geest, komt de Bruidegom.

Wij hadden een God nodig, die ons vlees aannam en stierf om ons te doen leven. Wij zijn met Hem gestorven om gereinigd te worden. Wij zijn met Hem opgestaan omdat wij met Hem gestorven waren. Wij zijn met Hem verheerlijkt omdat wij met Hem verrezen zijn.