Overweging ter voorbereiding van 03-10-2024, donderdag in de 26e week door het jaar

Uit het boek van de priester Origenes († 253/254) over het gebed

God ordent alle dingen tevoren

Als God de toekomstige gebeurtenissen vooraf kent en deze ook moeten plaatsvinden, is bidden zinloos. Maar gesteld dat God de toekomst niet kent, dan kunnen wij niet in strijd daarmee het ene doen en het andere willen. In feite heeft het vooruit weten van God tot gevolg dat het vrije handelen zich voegt naar de inrichting van het heelal en nuttig is voor de toestand in de wereld.

Als dus het vrije handelen van ieder aan God bekend is en bijgevolg vooraf door Hem is gezien, maakt de Voorzienigheid natuurlijk regelingen naar ieders verdienste, en heeft Zij vooraf begrepen waarom iemand bidt, in welke gesteltenis, met welk geloof, en wat hij wil verkrijgen. Als God dit vooraf begrepen heeft, zal Hij zoiets dienovereenkomstig in zijn ordening vastleggen.

Bijvoorbeeld: deze mens die verstandig bidt, zal Ik verhoren juist vanwege het gebed dat hij zal verrichten, maar die ander zal Ik niet verhoren, omdat hij het niet verdient te worden verhoord, ofwel omdat hij om dingen vraagt die voor hem niet goed zijn om te krijgen en voor Mij niet passend om te geven. Ik zal om zo te zeggen vanwege het ene gebed iemand niet verhoren, maar voor een ander gebed verhoor Ik hem wel.

Nu kan het voor iemand schokkend zijn dat God zich niet vergist, omdat Hij de toekomst vooraf kent, en dat er als het ware een noodzakelijkheid op de gebeurtenissen ligt. Voor zo iemand luidt het antwoord: God weet juist met zekerheid dat deze of gene mens beslist niet het goede wil of zozeer het kwade, dat hij niet meer ontvankelijk is voor een omkeer ten goede.

En verder zegt God: Ik wil dit of dat doen voor die mens die bidt; voor Mij is dat passend, omdat zijn gebed tot Mij onberispelijk is en zijn houding daarbij zeer verzorgd. Aan die ander zal Ik, als hij maar zo weinig bidt, toch geven ‘met veel meer overvloed dan hij vraagt of kan bevatten’ (Ef. 3, 20): want het past Mij hem in weldaden te overtreffen en veel meer te geven dan hij in staat is te vragen.

Dit is het als het ware wat Hij, die alles vooraf heeft beschikt, zal zeggen.