Overweging ter voorbereiding van 01-12-2024, eerste zondag van de advent

Uit een preek van de zalige Aelred, abt van Rievaulx († 1167)

Deze tijd houdt ons de tweevoudige komst van de Heer voor

U moet weten, geliefde broeders en zusters, dat deze heilige tijd die wij de advent – de komst van de Heer – noemen, ons twee feiten voor ogen houdt. Daarom moeten wij ons ook over twee dingen verheugen, want deze tijd moet op twee manieren nuttig voor ons zijn.

Hij houdt ons immers de tweevoudige komst van de Heer voor. In de eerste plaats de lieflijke komst van Hem aan wie ‘geen mens gelijk is in edele gestalte’ (Ps. 45 (44), 3), en naar wie alle volken verlangen (vgl. Hag. 2, 7). Want de Zoon van God is zichtbaar in het vlees verschenen, zoals lang verwacht was en door alle voorvaderen vurig gewenst. Zo toonde Hij zich toen aan deze wereld en kwam Hij om de zondaars te redden. Vervolgens is er de tweede komst, die wij ondanks alles met gegronde hoop moeten verwachten en zelfs vaker in tranen moeten overdenken. Dan zal dezelfde Heer die eerst verborgen in het vlees is gekomen, zich in zijn heerlijkheid openbaren, zoals in de psalm over Hem gezongen wordt: ‘De Heer zal komen, onze God, en zich openbaren’ (Ps. 50 (49), 3 – Vulg.). Dit gebeurt op de oordeelsdag, wanneer Hij openlijk zal komen om te oordelen.

Zijn eerste komst werd slechts aan enkele rechtvaardigen bekendgemaakt. Bij zijn tweede komst zal Hij openlijk zowel aan de rechtvaardigen als aan de verworpenen verschijnen, zoals de profeet duidelijk te kennen geeft met de woorden: ‘Heel de mensheid zal Gods redding zien’ (Jes. 40, 5). De dag die wij binnenkort ter herinnering aan zijn geboorte gaan vieren, stelt Hem als de pasgeborene voor, dat wil zeggen: het is een nadere aanduiding van de dag en het uur waarop Hij in deze wereld is gekomen.

Het is dan ook terecht dat in de kerk tijdens de advent de woorden gelezen worden en de verlangens herdacht van hen die vóór de eerste komst van de Heer hebben geleefd. En dit verlangend uitzien vieren wij niet slechts één dag, maar een langere periode; want iets waarnaar wij hevig verlangen, lijkt ons aantrekkelijker als het enige tijd op zich laat wachten dan wanneer het verlangen eenmaal is vervuld.

Het is dus onze taak, geliefde broeders en zusters, het voorbeeld van de heilige vaders te volgen en hun verlangen te gedenken en zo onze geest in liefde voor Christus en in verlangen naar Hem te laten ontbranden. Daarom moet u weten dat de viering van deze tijd is ingesteld om onze aandacht te richten op het verlangen van onze vaders naar de eerste komst van de Heer en om ons door hun voorbeeld te leren vurig naar zijn tweede komst te verlangen.

Wij moeten overwegen hoeveel goeds de Heer ons door zijn eerste komst heeft bewezen en wij moeten bedenken dat Hij ons door zijn tweede komst nog veel meer goed zal doen. Door deze overweging moeten wij een grote liefde leren koesteren voor zijn eerste komst en hevig gaan verlangen naar die tweede komst. En als wij niet zo’n zuiver geweten hebben dat wij naar zijn komst durven verlangen, moeten wij deze tenminste vrezen en op grond van die vrees onze fouten verbeteren. Dan behoeven wij, zelfs als het ons hier misschien onmogelijk is zonder vrees te leven, tenminste geen vrees te hebben als Hij komt, maar kunnen wij onbezorgd zijn.