Preek op 18-10-2020, 29e zondag door het jaar A, diaken Eelke Ligthart

Preek op 18-10-2020, 29e zondag door het jaar A, diaken Eelke Ligthart

Openingswoord

Allemaal van harte welkom bij de viering van de eucharistie op de 29e Zondag  door het Jaar. Vandaag lijkt het alleen om geld te gaan. Je zou denken , dat komt goed uit, want in ons dagelijks leven hebben we er veel mee te maken. Maar gaat het er dan om dat als IK maar rond kan komen,  als IK maar niet hoef in te leveren, als IK maar dat belasting voordeel kan krijgen.  Nee vandaag gaat het erom dat we aan God geven wat God toekomt en dat het geld, het kapitaal geen macht over ons heeft.

Nee, “ik ben de Heer” zegt God, en daarmee komt ons leven in een heel ander perspectief te staan. Onze inzet en houding bepaalt of God onze Heer is.

Preek

Dierbare medeparochianen. U hebt het vast wel eens gehoord de opmerking over de belastingdienst: “ Leuker kunnen we het niet maken, makkelijker wel”.

Het evangelieverhaal gaat deze zondag over belastingen. Het is inderdaad niet leuk, maar makkelijk? Nou nee, makkelijk is het al helemaal niet. Het gaat zelfs om een ingewikkelde zaak.

Het is een gespannen tijd, waarin Jezus leeft. Israël is bezet. Daar moeten we niet te luchthartig over doen. Denk bij het begrip ‘bezetting’ maar even terug aan alle verhalen, die bij ons omstreeks 4 en 5 mei de ronde doen. Een tijd waarin mensen weliswaar probeerden zo normaal mogelijk te leven, maar tegelijkertijd steeds voor lastige vragen en keuzes kwamen te staan. Doen we hieraan mee? Doen we hier niet aan mee? Moeten we protesteren of misschien beter van niet? Wie kun je vertrouwen? Moeten we gehoorzamen aan een verordening of niet?

Het is bezettingstijd in Israël. De Romeinen zijn de heersers. En het gaat er niet altijd zachtzinnig aan toe. Niet voor niets dat er in de samenleving allerlei groepen zijn. Bij velen gaat vaderlandsliefde, opkomen voor het Joods-eigene, voorop. Maar zeker zijn er ook, die met de vijand meedoen. In dit verhaal kom je dat volop tegen.
Allereerst de Farizeeën, Zij staan als geestelijke leiders voor de moeilijke vraag: Hoe gaan we zo om met de Thora, dat we met een goed geweten trouw blijven aan wat God van ons vraagt, ook onder dit regime? Maar hoe houden we onze geloofstraditie in stand en wat geven we als handvat aan onze volksgenoten? Daar staan zij als leiders voor. Daarbij moeten ze overigens goed op hun tellen passen, want er zijn ook,  Herodianen. Zeg maar, politieke agenten, verklikkers in dienst van de Romeinen, die zich onder het volk ophouden. En dan zijn er ook nog verzetsstrijders. Zeloten worden ze genoemd, die niets van de Romeinen moeten hebben en niet bang zijn om geweld te gebruiken. Bijvoorbeeld geweld tegen degenen, die de belastingen innen voor de Romeinen. Wij kennen die mensen uit de evangelieverhalen vooral als tollenaars. Zij zijn de belastinginners voor de bezetter, voor de Romeinse keizer. Denkt u zich even in: Hoewel Jezus zich die situatie zeer wel bewust is, gaat hij lastige gesprekken, twistgesprekken met de Farizeeën niet uit de weg.

Ja, dan komt er een listige vraag: is het toegestaan om aan de keizer belasting te betalen?
Zou Jezus ‘ja’ zeggen, dan kiest hij tégen zijn eigen geloofstraditie in vóór de bezetter en zal er niet meer naar hem geluisterd worden. Zegt hij ‘nee’, dan is één berichtje van de Herodianen aan het hoofdkwartier voldoende om hem te laten oppakken.

De belastingdienst … Nee, het is bepaald niet leuk en de situatie is allerminst makkelijk. Integendeel, het is een wespennest. En toch, in dat wespennest stelt Jezus de zaak zo scherp en radicaal, dat het over al die eeuwen heen ook ons nog raakt en aan het denken zet.

Voor de goede verstaander klinkt dat allemaal mee in het eerst deel van zijn antwoord: Geef dan maar aan de keizer (terug) wat van de keizer is. Maar tegelijkertijd laat Jezus er heel radicaal op volgen: en geef dan aan God wat aan God toebehoort. Alsof hij zeggen wil: Wij, die weten waar het echt op aankomt, voor ons zou het daarover moeten gaan.

Maar de Farizeeën hebben heel goed begrepen, dat dit een scherp en radicaal antwoord is. Wij die de beelddrager zijn van de Schepper, van wie wij alles ontvangen hebben, geven wij aan God terug waar zijn beeltenis op gedrukt is, onszelf, in ons doen en laten?

Ik zei al, dit is een radicaal en kritisch antwoord, dat ook ons aan het denken mag zetten. Hoe geven wij in onze tijd en situatie aan God, wat hem toekomt? Wat stralen wij in ons doen en laten uit als beelddragers van de Schepper en Bevrijder? Wat betekent dat voor ons, omgaan met de schepping en met onze medeschepselen? Wat leren we van zijn menslievendheid, van zijn gerechtigheid en barmhartigheid? Waar zetten wij dat in, in ons dagelijks leven?
Het zijn vragen die ons eventjes stil willen zetten. Gewoon in mijn leven, in de dingen waar ik voor sta, in de mensen met wie ik dagelijks verkeer …. Van waaruit leef ik, denk ik na, zeg ik en doe ik dingen? Geef ik eigenlijk aan God, waar hij waarde aan hecht?

Dat zijn zware vragen om mee naar huis te nemen. Maar zo is het ook bedoeld. Lastige, kritische vragen om voor onszelf na deze dienst nog eens goed over na te denken. Amen.