Preek op 08-08-2021, 19e zondag door het jaar B, pastoor Frank Domen

Preek op 08-08-2021, 19e zondag door het jaar B, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, welkom bij deze heilige eucharistieviering. Wij zijn gekomen om God te eren en om ons door Hem te laten verlossen, om de noden van Kerk en samenleving bij Hem aan te bevelen.

Waarvan kan en wil God ons verlossen? Luisteren wij naar het volgende. Twee monniken op thuisreis kwamen bij de oever van een snelstromende rivier, waar ze een jonge vrouw troffen, die niet bij machte was alleen de rivier over te steken. De ene monnik nam haar in zijn armen en zette haar weer veilig neer op de andere oever en beide monniken vervolgden hun weg.

De andere monnik kon zich na verloop van tijd niet langer inhouden en begon zijn broeder te berispen: “Weet je niet, dat het tegen onze regels is om een jonge vrouw aan te raken? Je hebt de heilige gelofte geschonden!” De andere monnik antwoordde: “Broeder, ik liet die jonge vrouw op de oever van de rivier achter. Draag jij haar nog steeds in je hart met je mee?”

De eerste monnik had haar met zijn lichaam aangeraakt, maar hij had haar geen plaats gegeven in zijn hart. De tweede monnik, die haar niet had aangeraakt, dacht nog wel aan haar.

Wij, mensen, kunnen soms lang aan dingen blijven denken. Wij kunnen niet vergeten, niet vergeven, niet loslaten.

Noemen wij in ons persoonlijke gebed al die zaken één voor één op en zeggen wij er iedere keer bij: Goede God, ik wil deze zaak loslaten; ik vertrouw haar aan U toe. Dan kunnen wij met een schone lei beginnen en – niet minder belangrijk – geven wij ook een ander een nieuwe kans.

Openingsgebed

Laat ons bidden. God, Vader in de hemel, Gij hebt uw Zoon in deze wereld gezonden als levend brood voor ons bestaan. Wij vragen U: vermeerder ons geloof en onze toewijding; dat wij Hem erkennen als gids en leidsman die met ons gaat, en die ons voedt en sterkt op onze weg naar U. Hij die met U leeft en heerst … Amen.

Preek

Broeders en zusters, in de zomervakantie van 1991 had ik eerst met zo’n dertig jongens een week misdienaarskamp. Twee dagen later gingen wij met twintig jongeren en vijf volwassenen per auto naar Rome. Op de laatste dag van de terugreis kon ik mijn ogen bijna niet openhouden, zo moe was ik. Een kwartiertje in de berm liggen hielp niet. Toen gaf een jongere mij een rol druivensuiker. Die at ik achter elkaar op en opeens voelde ik me alsof ik vierentwintig uur had geslapen. En wij reden veilig aan een stuk door naar huis.

Iets dergelijks ervaarde de profeet Elia in de woestijn, maar dan veel sterker. Hij verlangde te sterven, zo moe was hij, en hij ging onder een bremstruik liggen. Maar een engel maakte hem wakker, gaf hem een koek en een kruik water, en Elia voelde zich zo sterk, dat hij veertig dagen en nachten doorliep, totdat hij de berg Horeb bereikte, de berg van God.

God zendt vaker engelen in tijden van grote nood. Wanneer het joodse volk in Egypte in doodsnood verkeert, spreekt een engel vanuit de brandende braamstruik en hij vraagt Mozes naar de farao te gaan. En wanneer Mozes bezwaar maakt, omdat hij niet geschikt denkt te zijn, zegt de engel, dat God hem zal sterken.

Ook bij Onze Heer zelf, die in de hof van Olijven in doodsnood verkeerde, kwam een engel om Hem te sterken.

Dat, beste medegelovigen, is ook de bedoeling van deze heilige Mis: dat wij zo gesterkt naar huis gaan, dat wij het leven weer aankunnen.

Jezus zelf zegt in het evangelie van vandaag: “Ik ben het Brood des Levens”. Wel, wij eten brood om te blijven leven. Na een goed ontbijt voelen wij ons gesterkt om aan de nieuwe dag te beginnen. Maar de werking van dít goddelijke Brood is veel sterker. Het is brood uit de hemel. “Wie van dit brood eet”, zegt Jezus, “zal in eeuwigheid niet sterven”. Dit brood geeft ons een kracht waarmee wij het leven, maar ook de dood aankunnen.

En het is belangrijk, dat wij ons bewust zijn van die kracht. Wij allen hebben van die momenten dat het leven ons op de proef stelt. Soms volgt de ene teleurstelling op de andere. Dan kunnen wij een paar keer tegen onszelf zeggen: Ik ben sterk door Gods kracht, die in mij leeft. De apostel Paulus zei: “Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking wellicht of nood, vervolging, honger, naaktheid, levensgevaar of het zwaard? Maar over dit alles zegevieren wij glansrijk, dankzij Hem, die ons heeft liefgehad” (Rom. 8, 35.37) Met Gods kracht kunnen wij alles aan.

Zo’n grote gave moeten wij natuurlijk ook gebruiken. Er rust een grote verantwoordelijkheid op onze schouders. De tweede lezing begon als volgt: “Wilt Gods heilige Geest niet bedroeven”. En waarmee zouden wij de Geest dan kunnen bedroeven? Paulus zet een aantal zaken op een rijtje: “Wrok, gramschrap, toorn, geschreeuw en gevloek, kortom alle boosaardigheid, moet bij u verdwijnen. Weest goed voor elkaar en hartelijk. Vergeeft elkaar, zoals God u vergeven heeft in Christus”.

Het is gemakkelijk, lieve mensen, om over anderen te mopperen. Maar wij hoeven toch niet heel de wereld te verbeteren!? Wij hoeven alleen maar onszelf te verbeteren. En als wij het goede doen én volhouden, dan volgen die anderen vanzelf. “Bekeer de wereld en begin met jezelf”.

Jaren geleden werd gemeld dat sterrenkundigen acht nieuwe planeten hadden ontdekt. Dat oneindige heelal draagt een kracht in zich … dat kunnen wij ons niet voorstellen. De sterren aan de hemel zijn niet te tellen. En toch zullen ze één voor één uitdoven. Maar de kracht, die ieder van ons in zich draagt, blijft in eeuwigheid. Dat is pas échte kracht!

Voelen wij ons machtig door de Communie. Geen macht om over anderen te heersen, maar om hen in liefde te dienen. Gaan wij de strijd aan … met onszelf, opdat het goede in ons steeds sterker mag worden … tot meerdere eer en glorie van God, tot geluk van onszelf en van alle mensen met wie wij leven.

Geloven in de werkelijke tegenwoordigheid van Jezus in de Eucharistie is het mooiste aspect van ons rooms-katholieke geloof, maar niet het gemakkelijkste. Daarom laat God af en toe een wonder gebeuren.

Het is vakantietijd. We gaan even naar een heel gewone parochie in het plaatsje Legnica in Polen. In het jaar 2014 tijdens de H. Mis van Kerstmis stond er in het evangelie geschreven: “Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond” (Joh. 1, 14). Terwijl de Communie werd uitgedeeld liet een priester per ongeluk een geconsacreerde Hostie op de grond vallen. Hij raapte Haar op en deed Haar in het tabernakel in een kelk met water om de Hostie te laten oplossen.

Dit soort dingen gebeuren soms, en normaal lost de heilige Hostie dan vanzelf op. Maar deze Hostie deed dat niet. Op 4 januari 2014 waren er rode vlekken op de Hostie te zien. De priesters brachten de bisschop op de hoogte. Hij besloot om nog twee weken te wachten. In de tussentijd zonk de Hostie naar de bodem van de kelk. Het gedeelte met de rode vlekken bleef drijven.

Toen besloot bisschop om een commissie bijeen te roepen om de oorzaak van dit bijzondere teken te onderzoeken. De eerste tests werden uitgevoerd door het Departement van Forensische Geneeskunde in Wroclaw. Het departement verklaarde, dat de rode vlekken niet het resultaat waren van menselijke bacteriën of van welke schimmel dan ook. Vervolgens onderzocht het Departement de opbouw van het weefsel. En men ontdekte spiervezels, die gelijk zijn aan die van de hartspier. Een bijkomende test toonde ook dat het weefsel van menselijke oorsprong is en dat het tekenen van lijden vertoonde.

De bisschop legde de kwestie voor aan de Vaticaanse Congregatie van de Geloofsleer. Uiteindelijk kreeg de parochie toestemming om het gebeuren bekend te maken als een wonder. Op 2 juli 2016 werd de heilige Hostie in een speciale monstrans voor het eerst tentoongesteld. Vanaf dan komen mensen naar de kerk om er Jezus te aanbidden.

Volgens een van de parochiepriesters laat Jezus dit teken achter in iedere heilige Hostie. Zo wil Hij de gelovigen vertellen, dat Hij aanwezig is, met zijn Lichaam en zijn Bloed tijdens de heilige Mis die door een katholieke priester wordt gevierd. Dit is een grote hulp voor ons om te komen tot een dieper begrip van het eucharistische wonder en om het goddelijke geschenk met meer waardigheid en eerbied te ontvangen.

De resultaten van het wetenschappelijk onderzoek tonen ons dus dat de hartspier in doodsstrijd is. We kunnen ons afvragen waarom Jezus besloot ons op deze manier een teken van zijn tegenwoordigheid te geven? Omdat Hij ons wil vertellen, dat Hij veel lijdt. Wij worden geroepen tot boetedoening om eerherstel te brengen voor de lauwe katholieken en voor anderen die misschien de barmhartigheid van God verwerpen en ervoor kiezen van God gescheiden te leven.

Wij weten niet wat er in de toekomst zal gebeuren, maar vandaag zijn wij bijeengeroepen om Jezus in de Eucharistie te aanbidden, om ons door Hem te laten voeden. Laten wij onze ervaringen met anderen delen. Getuigen wij van Jezus’ aanwezigheid in de Communie en in ons eigen leven. Amen.