Preek op 01-09-2024, 22e zondag door het jaar B, pastoor Frank Domen
Openingswoord
Broeders en zusters, welkom. In het evangelie horen wij over de Farizeeën, die leven volgens bepaalde voorschriften en die zichzelf daarom als rechtvaardig zien. Hun hart is vol hoogmoed.
Er was eens een woestijnmonnik, die een verschijning kreeg van een duivel in de gedaante van een engel van het licht. De duivel zei: “Ik ben de engel Gabriël en ik ben door God naar je toegezonden”. Maar de monnik antwoordde: “Bent u niet naar iemand anders gezonden, want ik verdien het niet om een engel toegezonden te krijgen”. En geschrokken door de nederigheid van de monnik verdween de duivel meteen. Iemand met een nederig hart, die ervaart blijkbaar Gods bescherming.
Lieve mensen, ik betrap mezelf er weleens op, dat ik een ander niet laat uitspreken. Vaak denk ik op dat moment zelf al: “O Frank Domen, wat doe je nou weer!? Dit is geen blijk van respect, van nederigheid”. Ik moet hier blijkbaar nog een beetje in oefenen.
Bedenken wij: alle mensen, die God ons laat ontmoeten – Hij regelt dat – zijn onze broeders en zusters. Bidden wij daarom, dat wij met veel liefde en geduld, met alle mensen mogen omgaan; bidden wij om Gods wijsheid, om respect, nederigheid, ook in iets zo eenvoudigs als het een ander laten uitspreken. En ook om sowieso beter te luisteren … naar bijvoorbeeld de ouderen, die zoveel levenservaring hebben.
Maken wij nu eerst ons eigen hart nederig door oprecht onze zonden te belijden. Wie vergeving vraagt én God bedankt voor al zijn weldaden, die wordt geholpen.
Openingsgebed
Laat ons bidden. Heer onze God, uiterlijke eredienst kan U niet behagen. Gij wilt dat wij U dienen met het hart, dat onze gaven daden zijn. In Jezus, uw Zoon, hebt Gij ons de nieuwe wet voorgehouden van liefde en gerechtigheid. Geef ons de kracht, dat wij uw woord ten uitvoer brengen en U dienen in waarachtigheid. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon … Amen.
Kinder- en TienerWoordDienst
Preek
De joden hebben reinigingsrituelen waarmee zij aan God om innerlijke zuiverheid vragen en tegelijk drukken die symbolen tegenover de buitenwereld uit dát zij op dat moment waardig zijn om de eredienst te vervullen.
Reeds Mozes sprak over reinigingsrituelen (Ex. 19, 10) en in psalm 24 staat de noodzaak van zuiverheid mooi beschreven: “Wie zal beklimmen de berg van de Heer, wie in zijn heiligdom staan? Die rein is van handen en zuiver van hart, zijn zinnen niet zet op wat kwaad is, zijn evenmens niet bedriegt”.
Ook Jezus waste bij het Laatste Avondmaal de voeten van zijn leerlingen. En in het boek Openbaring, de Apocalyps, het boek over de toekomst, staat geschreven: “Zalig zij die hun kleren rein wassen. Zij zullen recht krijgen op de boom des levens en door de poorten mogen ingaan in de stad”.
Dat de joden aan Jezus vragen stellen, omdat de apostelen zich niet aan de reinigingsvoorschriften houden, is dus wel te begrijpen. Wat onoprecht is, is dat sommige Farizeeën blijven stilstaan bij uitwendige zuiverheid. Als maar ze hun handen, hun potten en pannen, hebben gewassen, dan zitten ze goed.
In genoemde psalm 24 staat: “Wie zuiver is van hart mag staan in het heiligdom van de Heer”. Jezus zegt in Matteüs 5, 8: “Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien”. En in Matteüs 15, 8 haalt Jezus een tekst van Jesaja (29, 13) aan waarin deze namens God klaagt, dat het volk God wel met de lippen eert, maar dat hun hart ver van Hem is.
Werken aan een zuiver hart is één van onze belangrijkste levensopdrachten. Maar veel mensen zeggen: gezondheid is het belangrijkste wat er is. Wel, in een vorige parochie ben ik zelf een keer overspannen geraakt. Ik heb toen ervaren hoe belangrijk gezondheid is, maar … het is niet het belangrijkste. Een zuiver hart staat op de eerste plaats. Wat heb je aan gezondheid, geld en vrienden, als je hart zó bedorven is, dat je niet leeft in vriendschap met God en mensen en je dus ook niet op weg bent naar het eeuwige leven!? Dan ben je uiterlijk gezond, maar innerlijk dood.
Wij kunnen in de Kerk zitten, geknield, handen gevouwen, ogen dicht, heel goed! Maar tegelijk kunnen wij in onze gedachten God en medemens beledigen. Jezus noemt in het evangelie op wat er uit het hart van een mens kan voortkomen: boze gedachten, ontucht, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, godslastering, trots, lichtzinnigheid. “Al die slechte dingen”, zegt Jezus Christus, “komen uit het binnenste en bezoedelen de mens”.
Wij zien veel goede dingen om ons heen gebeuren, maar ook heel wat slechte zaken. En die gebeuren niet zomaar. Een slechte daad begint meestal als slechte gedachte. Dat hoeft op zich nog geen zonde te zijn. Het kan als een bekoring beginnen. “Breng ons niet in beproeving”, bidden wij in het ‘Onzevader’. Dat wil zeggen, dat wij ons niet door zo’n gedachte moeten laten beïnvloeden. Als wij zo’n bekoring rustig van ons afzetten, eren wij daarmee God door voor Hem te kiezen.
Maar als wij op de bekoring ingaan, onze fantasie de vrije loop laten, het eigenlijk wel een goed idee vinden om iemand een hak te zetten – wij genieten alleen al van het idee! – dan is de zonde al met haar werk bezig, en hoe langer wij bij zo’n gedachte blijven stilstaan, hoe groter de kans, dat wij haar ooit ten uitvoer zullen brengen.
De zonde is er dus niet pas op het moment, dat wij het slechte dóén, maar al op het moment, dat wij blijven stilstaan bij de gedachte aan het kwade, ervan genieten, dat is de eerste verkeerde stap, die een mens kan doen. Daarmee verwijder je je al van God en medemens. Over iedere slechte daad en over iedere slechte gedachte, die wij hebben gekoesterd – al hebben wij haar niet ten uitvoer gebracht – moeten wij eens tegenover God verantwoording afleggen.
Wie een geestelijk leven wil leiden, wie meer van God en medemens wil houden, wie nu al, in dit aardse leven, iets van de vrede en vreugde van God wil ervaren, die zal dus ook zijn gedachten moeten aanpakken. Zonder zuiverheid van hart kunnen wij God niet zien, nu niet, nooit niet. Zonder rust in ons hart, in onze gedachten, kan God zich niet aan ons bekendmaken. Zoals sommige mensen zó druk zijn met praten, dat je er geen speld tussen krijgt, zo kunnen wij ook in onze gedachten zó druk zijn, dat zelfs God geen kans heeft om ons ook maar iets te zeggen.
Tussen haakjes, als negatieve gedachtes zich aan ons opdringen kunnen we ze het beste bij God brengen: “Heer, ik bied U deze gedachte aan” of “Heer, wilt U de persoon over wie ik nu zo’n lelijke gedachtes heb, zegenen!” We zullen merken, dat die gedachtes dan minder sterk worden of zelfs verdwijnen, dat we meer innerlijke rust zullen ervaren.
Maar in plaats van alleen maar negatieve gedachtes te verdrijven, kunnen wij ook proberen positieve mensen te worden. Wij kunnen proberen die negatieve gedachtes vóór te blijven. Als we weten, dat we een zeker iemand gaan ontmoeten, iemand met wie wij vaker in de clinch liggen, dan kunnen wij al op voorhand gaan bidden, van tevoren al positief denken. Als wij dat samen met Jezus doen, gaat er een goddelijke kracht van ons uit. En dat zal onszelf én die ander ten goede komen. Dan breekt weer een klein stukje van het Koninkrijk van God door in onze wereld.
Samengevat: het gaat vandaag om twee zaken: wie christen wil zijn, moet niet alleen geen slechte dingen doen, maar ook geen slechte dingen denken. Liefst positief denken. Moeilijk, maar noodzakelijk én … oefening baart kunst! En het tweede is: proberen wij in ons hart en in onze gedachten een beetje meer rust te krijgen. Dan kan God ons hart vullen met zijn gedachten. Proberen wij het uit. Wij zullen de vruchten er spoedig van plukken. Vrede in de wereld begint altijd met ávrede in het eigen hart. Amen.