Hymne over de liefde van Sint-Paulus

Hymne over de liefde van Sint-Paulus

Vorige zondag hebben we gezien hoe Sint-Paulus, door de Kerk te definiëren als mystiek Lichaam van Christus, ons een relationele kijk gaf op de Kerk. Vandaag spreekt hij ons over het mysterie van de liefde dat het Hart van de Kerk in vuur en vlam zet, helemaal zoals bij haar goddelijke Bruidegom.

Wat heel eigenaardig is: de liefde waarover Sint-Paulus spreekt in deze Hymne over de liefde gaat niet over de liefde tot God… maar die tot de naaste. Sint-Paulus roemt inderdaad het geduld, de goedheid en de vrijgevigheid tegenover hen met wie we samenleven. Hij houdt ons een zeer alledaagse, praktische naastenliefde voor, een naastenliefde die mogelijk is in duizend-en-een omstandigheden die in ons leven kunnen voorkomen. En hij besluit met de woorden: Geloof en Hoop zullen voorbijgaan, maar de Liefde zal blijven.

Wat wil dit zeggen? Men moet vooreerst begrijpen wat de broederlijke liefde is: de liefde van een lid van Christus, dat wil zeggen van een menselijk wezen vervuld van goddelijke liefde, voor een ander wezen dat ook van die goddelijke liefde vervuld is. Deze broederlijke liefde zal blijven, zegt Sint-Paulus ons. Hiermee bevestigt hij dat in de Hemel iedereen niet alleen in een eeuwig van-aangezicht-tot- Aangezicht met God zal staan, maar dat het vooral zal gaan om een van-aangezicht-tot-Aangezicht van het Lichaam dat de Kerk is met haar Bruidegom, Christus. We zullen dus elkaar blijven liefhebben met dezelfde liefde als die waarmee we elkaar op aarde beminnen.

Dat moet ons niet verwonderen omdat God dan, in Christus, «het al in alles zal zijn en alles zal vullen» (Ef 1, 23). In de Hemel zullen we, door elkaar te beminnen, ontdekken wat we reeds vanuit het Geloof weten: door elkaar lief te hebben is het God die we in elkaar liefhebben. En we zullen in de Hemel ontdekken dat we alle reden hadden elkaar lief te hebben omdat we onderling reeds ledematen waren van de  volheid van Christus in zijn Lichaam.

In het licht van dit onderricht  begrijpen we dat de naastenliefde niets anders is dan de heilige Liefde, de goddelijke Liefde. Het is de Kerk met haar miljoenen leden die allemaal, volgens hun status en de maat van hun genade, elkaar liefhebben en diensten bewijzen.

De liefde is relationeel. Ze bestaat uit wederzijdse banden, voedende en organische banden met het Hoofd van het Lichaam dat Jezus Christus is. Ze is band met Jezus Christus en band van de enen met de anderen in Jezus Christus. Ze is dus goddelijk-menselijk en menselijk-goddelijk. Men begrijpt dat ze het enige en unieke gebod van de Heer is dat in de Hemel aanzienlijker zal zijn dan op aarde en dat zal uitmonden in een symfonie van liefde.

Dat is wat we aanbidden in het symbool van het Hart van Jezus die aan de H. Margareta-Maria Alacoque gezegd heeft dat «Hij ondanks zijn vijanden regeren zal en onder zijn uitverkorenen verheerlijkt zal worden». Dit betekent dat deze volheid een volheid van liefde zal zijn, maar ook de triomf van de liefde op de haat, omdat deze liefde die van Christus zal zijn die, na alles onder zijn soevereiniteit verenigd te hebben, de wereld zal aanbieden aan zijn Vader en voor eeuwig zal zegevieren over de tegen Hem ontketende tegenmachten.

Abbé Georges de Nantes

Uittreksels uit een retraite over het Evangelie van Sint-Paulus (herfst 1983)