7 maart: Heilige Perpetua en Felicitas

We zijn in het jaar 202. Dat is al lang geleden, hè. De keizer van Rome heet dan Septimius Severus. Hij hoort dat de mensen van zijn keizerrijk helemaal niets van de christenen willen weten. Ze haten zelfs de christenen. Nu wil die keizer natuurlijk geen ruzie met het grootste deel van zijn volk. Daarom verbiedt hij  iedereen in zijn keizerrijk, dat men nog christen is. Daarmee begint voor de christenen weer eens een moeilijke tijd. Ze weten, dat het nu heel gevaarlijk is, nog in Jezus te blijven geloven.

Bij het grote rijk van de keizer hoort ook de stad Carthago. Die ligt in Noord-Afrika. In Carthago woont een rijke familie. De mevrouw van die familie heet Perpetua. Ze is nog jong, ze is pas tweeëntwintigjaar. Ze heeft een zoontje, dat ze zelf nog voedt. Deze Perpetua gelooft in God. Ze heeft gehoord dat dat van de keizer niet meer mag. Toch blijft ze in God geloven. Dat komt natuurlijk vroeg of laat uit. En dan komen er grote moeilijkheden. Ze wordt in de gevangenis gezet. Wat heeft Perpetua verdriet dat ze van haar zoontje afscheid moet nemen. Nu moet je weten dat Perpetua nog niet gedoopt is. Maar ze heeft wel laten weten dat ze graag gedoopt wil worden. Ze is dus geloofsleerling.

In het huis van Perpetua woont ook een slavin. Ze heet Felicitas. Felicitas is ook geloofsleerling, net als haar meesteres. Felicitas verwacht een kindje.

Tegelijk met Perpetua wordt ook Felicitas in de gevangenis gezet. Daar krijgt ze haar baby. Dan komt de dag, waarop deze twee vrouwen hun geloof in Jezus gaan bewijzen. Ze worden naar het theater gebracht. Het is er erg druk. De mensen willen wel eens zien, wat er gaat gebeuren. De vrouwen staan midden in het circus. Dan gaan er luiken open. Daar springen wilde dieren uit, die op de vrouwen afspringen. Zouden ze blijven staan? Zouden ze om hulp roepen? Perpetua en Felicitas blijven trouw aan Jezus. Ze zijn in de gevangenis gedoopt en daarin vinden ze de kracht om vol te houden. Ze hebben al veel pijn moeten lijden, want voordat de wilde dieren op hen worden losgelaten, worden ze eerst gegeseld.

Dan komt er een wilde koe op hen afgerend. Ze neemt hen op de horens en verwondt hun lichaam heel erg. Daarna trapt de koe met de hoeven op hen.

Zwaar gewond liggen de vrouwen in het zand. Er zijn nog meer martelaren die erg gewond zijn.

Dan komen de beulsknechten op hen af. Ze maken een einde aan hun lijden, door hen met zwaardhouwen om het leven te brengen. Het zand is rood van bloed, maar dat bloed is niet tevergeefs gegeven. Veel mensen zijn door dit dappere getuigenis gaan nadenken en de Kerk in Noord-Afrika is later een heel grote Kerk geworden. Denk maar eens aan de beroemde bisschop die we er later tegenkomen: de heilige Augustinus.

Deze twee heiligen zijn gemarteld in het jaar 203. Het was 7 maart. Daarmee behoren ze tot de vroegste martelaren in de Kerk.

Twee heel verschillende vrouwen, de een arm, de ander rijk, hebben samen hun geloof in Jezus beleden, door ervoor te sterven. Deze twee moeders staan daarom al eeuwen in de canon van de heilige Mis.

We zouden misschien deze moeders kunnen vragen, onze eigen moeders te helpen bij de opvoeding van de kinderen. Deze twee vrouwen kunnen onze moeders de weg wijzen, hoe ze de kinderen ook in het geloof kunnen helpen.

We vieren het feest van Perpetua en Felicitas op 7 maart.

Grote God, de heilige Perpetua en Felicitas hebben heel veel van U gehouden. Ze hebben voor U hun leven gegeven. Nu zijn ze voor altijd gelukkig in de hemel. Luister naar deze heilige moeders, als ze U vragen, onze moeders te helpen. Dat vragen wij U door Christus onze Heer. Amen.