Preek op 28-08-2016,de 22e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen

Preek op 28-08-2016,de 22e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen

openingswoord

Broeders en zusters, van harte welkom.

Wij zijn gedoopt. Daardoor woont de drie-ene God in ons, Vader, Zoon en heilige Geest. De apostel Paulus zegt: “Gij weet het, uw lichaam is een tempel van de heilige Geest, die in u woont” (1 Kor. 6, 19).

Wij moeten voor iedereen respect hebben, want ieder mens is uit zijn ouders én uit God geboren, heeft zijn ziel van God ontvangen, maar in een gedoopte mens wóónt God. Wij knielen voor het tabernakel, omdat Jezus Christus daar als Godmens aanwezig is. Daar zouden wij nooit zo maar aan voorbij moeten gaan. Maar in de gedoopte mens is God ook aanwezig, alleen geestelijk, maar daarom niet minder werkelijk.

Voor de keren, dat wij te weinig respect toonden voor God en voor de eigenheid van een medemens, willen wij nu samen om vergeving vragen.

openingsgebed

Laat ons bidden. Heer God, al wat klein is en nietig, wordt door U verheven. Ofschoon wij arm en hulpbehoevend zijn, hebt gij ons tot uw tafel samengebracht. Wij vragen U: blijf de gastheer in ons midden. Schenk aan allen die Gij hebt genodigd, uw genade en uw vreugde. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon… . Amen.

preek

Broeders en zusters, alles wat leeft groeit. Bomen, bloemen en dieren planten zich voort, worden groter. Mensen moeten ook groeien. In lengte, maar ook in kennis en vooral in liefde en wijsheid. Als iemand niet groeit, kan dat maar één ding betekenen: hij is dood.

Datzelfde geldt voor Gods aanwezigheid in ons. Die moet eveneens groeien. Gods werken in ons moet steeds machtiger worden. De ‘hoeveelheid genade’ in ons moet groter worden, steeds meer liefde, wijsheid, totdat wij eens in de hemel komen om dan als Moeder Maria vol van genade te zijn.

Nu staat er in de eerste lezing van vandaag dat de macht van de Heer groot is, maar dat Hij geëerd wordt door de nederigen.

Veel mensen hebben een idool, een ster in de muziekwereld op wie zij wel zouden willen lijken: zij kan geweldig zingen en dansen, ik probeer dat niveau ook te bereiken.

Dat mag. Maar bij God werkt het andersom. God is almachtig, en ik… ik ben uit mezelf eigenlijk niets. Als God zich met zijn blijdschap van mij terugtrekt, laat ik gauw de schouders hangen en reageer ik mijn stemming af op mijn medemensen. Ik vind ze lastige zeurpieten, die mij beter met rust kunnen laten.

Als wij doen alsof wij God zijn, groot en machtig, dan trekt God zich bescheiden terug en zegt: Nu, laat maar zien wat je kunt. Wel, in zijn eerste brief aan de christenen van Korinthe (12, 3) zegt Paulus, dat wij niet eens kunnen zeggen “Jezus is de Heer” zonder dat de heilige Geest ons helpt. Als God en onze ouders niets hadden gedaan zouden wij niet eens hebben bestaan. Uit onszelf stellen wij dus helemaal niets voor.

Proberen wij zo te bidden:“Goede God, wat bent U groot en wat ben ik klein en zwak. U hebt het heelal geschapen met zijn ordening in zon, maan en sterren en ik… mij lukt het soms niet eens om mijn bureau op orde te houden. Ik zou anders willen, God, maar ik ben vaak ongeduldig. Ik vind mezelf soms zielig en dan kan ik niet meer trouw zijn aan wat ik heb beloofd”.

Als wij zo bidden, voelen wij dat, Gods aanwezigheid in ons sterker wordt. Een dokter helpt iemand alleen als hij zegt, dat hij zich niet goed voelt. Ook God helpt ons als wij zeggen, dat wij niet helemaal goed zijn.

Als wij ons kwaad maken, is dat een blijk van gebrek aan nederigheid. Wij zijn kwaad, omdat wij menen, dat de anderen moeten zijn als wij. Als wij meer doordrongen waren van onze eigen zwakheid, zouden wij meer begrip opbrengen voor de ander. Wij mogen iets erg vinden, maar wij mogen ons niet ergeren. God mag zich kwaad maken. Hij is de Rechter. Hij staat boven alles en iedereen, maar zelfs God maakt zich lang niet altijd kwaad.

Als wij erkennen, dat wij klein en zwak zijn, zal de genade snel in ons groeien. Het is onze dagelijks terugkerende plicht er voor te zorgen, dat de genade in ons groeit. Dat is ook het enige waardoor wij gelukkig kunnen worden in dit leven tot over de grenzen van de dood heen. Sommige mensen blijven jaren lang dezelfde. Zij veranderen niet. Dat kan een beproeving zijn, het kan echter ook komen door hoogmoed: doordat zij hun kleinheid niet toegeven, krijgt onze almachtige God niet veel kans om voor hen iets te doen.

In het evangelie hoorden wij hoe Jezus ons aanspoort de minste plaats in te nemen. Iemand, die dat doet, is gemakkelijk in de omgang. En daar gaat het om. In Johannes 13, 35 zegt Jezus niet, dat wij zijn leerlingen zijn door veel te organiseren, maar door de liefde onder elkaar te bewaren. Ook al zijn wij christenen, wij zullen het nooit in alles met elkaar eens zijn. Dat geeft ook niet… als wij elkaars zwakheden maar verdragen, met elkaar in gesprek blijven. Het is niet allereerst onze opdracht iets te presteren, maar gemeenschap te zijn. En dat kan alleen maar lukken als je de minste plaats wilt innemen.

Wij voelen allemaal weleens iets van Gods genadewerking in ons. Jezus Christus zegt: Wie zichzelf verheft zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert zal verheven worden.

Laten wij nooit een ander omlaaghalen, ook niet in ons denken, nooit breken met een ander. Als wij breken zeggen wij: jij bent te min voor mij.

Gaan wij zelf op de minste plaats staan. Dan zal er spoedig meer vrede zijn. Amen.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments