Preek op 21-08-2016, de 21e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen

Preek op 21-08-2016, de 21e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen

openingswoord

Allemaal van harte welkom. Wij, mensen, geven veel om getallen. Hoeveel punten is de beurs gestegen of gedaald? Wordt de werkeloosheid erger of minder? Daalt of stijgt het aantal gewapende roofovervallen? Een van de omstanders bij Jezus kan er ook wat van: “Heer, zijn het er weinig die gered worden?”

Maar Jezus geeft niet om getallen. Bij een andere gelegenheid heeft Hij er zich weleens in vage termen over uitgelaten door te zeggen, dat de poorten van de hel, die van de hemel niet zullen overtreffen. Wat betekent, dat er meer mensen naar de hemel zullen gaan dan naar de hel. Maar Hij noemt geen aantallen.

Letten ook wij niet zo op getallen. Proberen wij God en mensen lief te hebben, ze te aanvaarden zoals ze zijn. Dat is wat God van ons vraagt.

Eigenlijk zouden wij God meer moeten liefhebben dan wie ook, want wij hebben aan Hem oneindig meer te danken dan aan welke mens ook. Misschien kunnen wij eens proberen om met God om te gaan zoals wij omgaan met mensen, die ons dierbaar zijn. Mensen kunnen soms heel lief voor elkaar zijn, heel persoonlijk. Doen wij zo ook met God. Hij verdient het. En… uiteindelijk komt het onszelf ten goede.

openingsgebed

Laat ons bidden. Heer God, tot iedereen richt Gij uw blijde boodschap, en alle mensen wilt Gij verzamelen tot uw ene volk. Wij bidden U: breek onze weerspannigheid; ban de ongerechtigheid uit ons leven, zodat Gij ons als uw uitverkorenen kunt toelaten in uw koninkrijk. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon… Amen.

preek

Sommige leiders van het joodse volk vonden van zichzelf, dat zij goed zaten. Zij waren kinderen van Abraham, leerlingen van Mozes, wat kon er nog misgaan!? Andere mensen waren uitgesloten, zo dachten zij, die hoorden niet bij het Koninkrijk van God.

Jezus zegt dan, dat vele mensen zullen komen uit het oosten en het westen, uit het noorden en het zuiden en ook zij zullen aanzitten in het Koninkrijk Gods.

Dit is een vermaning aan het adres van de joodse gemeenschap, maar ook wij mogen ons dat aantrekken.

Wij worden niet vanzelf gered alleen omwille van het feit, dat wij katholiek zijn. In de 3e eeuw na Christus heeft een heilige kerkvader geleefd, bisschop Cyprianus. Hij deed ooit een uitspraak, die verkeerd begrepen zou kunnen worden: “Buiten de Kerk is er geen heil”. Sowieso niet zo fijn voor hen, die niet katholiek zijn, maar deze uitspraak kan aanleiding geven tot de gedachte: “Als ik maar katholiek ben, dan zit ik goed”.

Nee, ook tot ons zou Jezus kunnen zeggen: “Ik weet niet waar gij vandaan komt. Gaat weg van Mij, gij allen, die ongerechtigheid bedrijft”.

Bisschop Augustinus zei: “Er zijn er veel binnen de Kerk, die (eigenlijk) erbuiten staan, en er zijn er veel buiten, die (eigenlijk) erbinnen zijn.”

Het Rijk Gods, lieve medeparochianen, is ruimer dan de Kerk. De Kerk is ook geen doel op zich, maar een instrument om het Rijk Gods te vestigen.

Gods Geest werkt in alle mensen. Cyprianus wilde zeggen: Overal waar mensen het Woord Gods volbrengen of de stem van hun geweten volgen, waar mensen zich op hun manier inzetten voor het goede – onder de werking van de Geest – daar is de Kerk, daar behoren de mensen tot het Rijk Gods. In die zin spreekt Karl Rahner wel van ‘anonieme’ christenen.

Er zijn mensen, die zich in zekere mate verschuilen achter de Kerk. Zij houden in het dagelijkse leven geen rekening met de Kerk, en toch willen zij er nog bijhoren. Zij eten als het ware van twee walletjes. Zij laten hun kinderen dopen; trouwen in de kerk doen zij alweer minder; kerkelijk begraven worden, dat gebeurt dan nog weleens. Maar met enkel zo’n mentaliteit kom je niet door de smalle deur.

Het evangelie, dat wij gelezen hebben, werd opgetekend toen er nog mensen leefden, die Christus persoonlijk gekend hadden: “In uw tegenwoordigheid hebben wij gegeten en gedronken, in onze straten hebt Ge onderricht gegeven”. Maar het zal ze niet helpen. Helpen kan alleen: geloven én leven volgens het geloof.

Zo zal het ook met ons zijn. Wij kunnen zeggen: Wij hebben toch elke zondag de Eucharistie gevierd, wij gingen vaker op bedevaart, wij hebben onze kinderen toch laten dopen!?

Maar Jezus heeft een andere maatstaf. Natuurlijk is de katholieke Kerk de Kerk, die Jezus heeft opgericht. Andere kerken zijn pas later ontstaan. Maar het belangrijkste voor Jezus Christus is het doen van gerechtigheid: Ik was naakt, Ik was ziek, Ik was hongerig. En wat hebt gij daaraan proberen te doen!?

En dan kan het best zijn, zegt Jezus, dat de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn. Het kan zijn, dat er dan een barmhartige Samaritaan is, die nog nooit van Christus gehoord heeft, die nog nooit een voet in de kerk gezet heeft, maar die hart had voor zijn medemens en die door die smalle poort naar binnen mag, terwijl sommige christenen, die de medemens langs de weg lieten liggen, omdat ze het te druk hadden met andere zaken, buitengesloten blijven.

Ik kan het niet laten om weer even wat te vertellen over Moeder Maria. Als geen ander bracht zij de woorden van haar Zoon in praktijk en zorgde zij met hart en ziel voor zieken en armen, voor eenzamen en voor hen, die nog niet geloven. En toen zij eenmaal in de hemel kwam, ging zij er van daaruit – ik zou zeggen – vrolijk mee door.

Het is 1998. Lynn, een Ierse vrouw, is ten einde raad. Haar huwelijk staat op springen, want haar echtgenoot, Leo, is aan de drank. Een vriendin stelt haar voor een keer met haar man naar Medjugorje te gaan. Maar Leo prakkiseert er niet over.

Dan krijgt Lynn een ingeving: Leo, wij gaan samen naar Medjugorje. Ik ga daar naar de kerk, jij naar de kroegen.

Dat lijkt hem wel wat. Uiteraard bidt Lynn in Medjugorje, dat er ooit een dag mag komen, dat zij samen met haar Leo in de kerk mag zitten.

Op de avond van de derde dag – let wel: de derde dag, de dag dat Jezus opstond uit de dood – komt Leo laat uit een kroeg en volkomen verloren dwaalt hij rond; er is op dat uur niemand om hem de weg te wijzen. Dan ziet hij toch een man, hij lijkt wat te ijsberen, alsof hij op iemand wacht.

“Waar zij we hier”, vraagt Leo? “Hier, kijk, hier zijn we bij de biechtstoelen”, antwoordt de ijsbeer. “De biechtstoelen? En wat doet u hier”, vraagt Leo? “Ik ben priester. Een priester bij de biechtstoelen, dat is normaal”. “O ja, inderdaad”, zegt Leo, en dan opent Maria zijn hart; onze Leo realiseert zich, dat hij sinds zijn kinderjaren niet meer gebiecht heeft en dat deze nachtelijke ontmoeting weleens niet toevallig zou kunnen zijn.

Leo biecht al zijn zonden. Het kostbloed van Onze Heer Jezus Christus stroomt overvloedig in zijn ziel en hij is zich bewust van zijn eigen nietigheid. Drie jaar later komen Lynn en Leo terug om te danken. Sinds die nachtelijke absolutie heeft Leo nooit meer een druppel alcohol gedronken.

De deur van het Rijk Gods is misschien toch niet zo smal. Niemand is bij voorbaat uitgesloten, maar ook niemand is automatisch verzekerd van zijn redding. De maatstaven voor het Rijk Gods kunnen anders zijn dan wij, brave mensen, denken. De Kerk is zeker de veiligste weg, waarlangs Jezus in Woord en Sacrament tot ons komt, maar het is niet de enige weg. Belangrijk is, dat wij binnengaan langs de smalle poort, maar de poort staat open voor iedereen; sluiten wij niemand uit.

Laten wij net als Moeder Maria zo veel mogelijk tijd en energie besteden aan zieken en armen en eenzamen. En bidden wij voor de intenties van Moeder Maria. Dan zal zij voor onze intenties bidden. Amen.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments