Preek op 28-02-2021, 2e zondag van de vasten, jaar B, pastoor Frank Domen

Preek op 28-02-2021, 2e zondag van de vasten, jaar B, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, allemaal welkom. Onze wereld is vol tegenstellingen: hoog en laag, dik en dun, warm en koud, water en vuur, licht … en donker, goed … en kwaad, mensen die zich netjes aan de coronamaatregelen houden en mensen die dat niet doen. Hier op aarde heeft vrijwel alles een tegenpool: wit en zwart, hard en zacht, glad en stroef. Zo is ons leven. Liefde en haat, waarheid en leugen, vergeving en wrok, enz. enz.

Vandaag gaat het in de eerste lezing over leven en dood. In de tweede lezing over vóór iemand zijn en tegen iemand zijn, over rechtvaardiging en oordeel. En in het evangelie over lijden en verheerlijking.

De apostel Petrus krijgt vandaag met twee collega’s – bij wijze van zeer grote uitzondering – een paar minuten de gelegenheid om een hemels tafereel te aanschouwen. En ja hoor, meteen wil hij het licht vasthouden, nooit meer het donker. Onmiddellijk wil hij boven op de berg blijven, dicht bij de hemel, niet meer naar de aarde. Al het tegengestelde moet weg. Hij wil kiezen voor de weg van de minste weerstand.

Maar de Vader in de hemel weet dat Petrus dan innerlijk niet meer kan groeien, dus na een paar minuten laat Hij alles weer verdwijnen als sneeuw voor de zon.

Vragen we God, dat Hij ons door deze heilige Eucharistieviering moge helpen om te leren omgaan met het goede én met het kwade. Alleen dan komt er meer vrede, in ons hart en in de wereld.

Openingsgebed

Laat ons bidden. God, op de berg hebt Gij Jezus ons geopenbaard als uw Zoon, groter dan de grootste der profeten. Leer ons luisteren naar zijn Woord, en schenk ons inzicht in het mysterie van zijn lijden en verheerlijking. Hij die met U leeft en heerst … Amen.

Preek

De apostel Petrus heeft het boven op de berg ontzettend naar z’n zin. Hij wil wel voor altijd daar blijven.

Wij kunnen deze wens van Petrus begrijpen. Hij wil dit schitterende moment, dat hij op de berg met Jezus mag beleven, vasthouden en het niet meer loslaten. Hij wil de hemel naar de aarde trekken en hem hier op aarde vestigen. En wij bidden toch ook: Uw Rijke kome!?

Kunnen wij onszelf in deze wens van Petrus niet terugvinden? Al hebben wij waarschijnlijk geen blik in de hemel mogen werpen, toch hebben wij in de loop van ons gelovige leven – hoop ik! – wel heel mooie momenten gehad: dat wij als in een lichtflits uit de hemel een bevrijdend inzicht kregen of dat wij opeens de moed en de kracht voelden om iets te doen. Dat waren voor ons momenten van intense nabijheid van God. Op die momenten ging voor ons de hemel een beetje open, ervaarden wij iets van Jezus’ leven en van zijn verrijzenis. Toen was het helemaal niet moeilijk om in God te geloven, integendeel, het was een heerlijke en bevrijdende ervaring.

Maar het leven is niet alleen maar rozengeur en maneschijn, dat weten we maar al te goed. Het leven kent ook z’n schaduwzijden, tegenstellingen. Dikwijls ervaren wij God als de geheel Andere, die anders handelt dan wij willen. Dan is God voor ons onbegrijpelijk en zijn wegen ondoorgrondelijk. Hoe vaak vragen wij God niet om in ons leven iets te doen: om ons leven te verlichten door het genezen van een zieke of door het slagen voor een examen of door ons tegen gevaren te beschermen. Ja, de onbegrijpelijkheid van God kan nog veel verdergaan, dat wij het bijna huilend uitroepen: waarom treft ons deze dodelijke ziekte, waarom moeten er zoveel onschuldige kinderen van honger sterven, waarom al die natuurrampen, die oorlogen!?

De God van ons geloof is soms een ‘verborgen’ God. Dat wordt ook duidelijk in het leven van Jezus, die toch tot ons kwam om ons Gods liefdevolle nabijheid te openbaren. De genezing van zieken, de vergeving van de zonden en ook deze openbaring op de berg Tabor, zijn allemaal heldere lichtpunten.

Maar er blijven ook duistere kanten, vooral in wat er na deze gedaanteverandering met Jezus gebeurt: zijn lijden, zijn doodsangst, het kruis. Niet zonder reden plaatst de evangelist Marcus het gebeuren van de gedaanteverandering juist vóór de lijdensvoorspellingen van Jezus.

Het Marcusevangelie eindigt met de oproep van Jezus aan het kruis: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Het is zijn roep in doodsnood, maar ook de roep van mensen tot op de dag van vandaag. Het zijn mensen, die aan deze Godverlatenheid zijn blootgesteld in allerlei kleine en grote rampen, in de neergang van de kwaliteit van hun eigen leven of van hun dierbaren. Licht en schaduw wisselen elkaar voortdurend af, maar het is in deze bijna onbegrijpelijke wisselwerking, dat God zich aan mensen wil openbaren.

De nog onervaren Petrus wilde een leven zonder duisternis. Maar het wordt hem – je zou zeggen: uiteraard – niet gegeven. Hij moet de weg van Jezus gaan, van licht én duisternis. Ook Jezus hield zich niet krampachtig vast aan zijn godheid en volmaakt gelukkige leven, maar heeft al het menselijke leed met de mensen gedeeld. Aan Petrus die alleen de lichtkant wilde, antwoordde Hij: “De leerling staat niet boven zijn meester, maar hij zal ten volle gevormd zijn als hij is gelijk zijn meester” (Luc. 6,40). De weg van Jezus moet onze weg zijn. Het licht van de verrijzenis staat niet zomaar ergens, maar schijnt achter het kruis: eerst het kruis, dan de verrijzenis. Is dat in het gewone leven ook niet zo? Eerst studeren, dan een goede baan. Eerst trainen, dan een wedstrijd winnen. Eerst het feest voorbereiden, dan het feest vieren.

Als wij, als gelovigen, de weg met Jezus willen gaan, moeten wij net als de leerlingen van de berg afdalen van de verheerlijking naar het dal van leed en duisternis. Als we deze weg bewust gaan, zullen we zicht krijgen op de werkelijkheid zoals die is, met licht en duisternis. Het zal ons helpen om in het zicht van het lijden de verhouding met de gekruisigde en verrezen Heer te bewaren en zelfs te versterken. Hij helpt ons het leed als een deel van ons leven, als een medicijn, te aanvaarden. Daaruit kan voor ons de zekerheid groeien, dat God ook in leed en lijden aan onze zijde blijft, dat Hij ons ook in het lijden nooit zal verlaten.

Op zondag 7 mei 2017 heb ik jullie voor de eerste keer iets verteld over zuster Maryam van Bethlehem, een Libanese zuster, die zo’n 100 jaar geleden o.a. in Frankrijk en in Israël leefde. Zij werd na een dodelijke aanslag op haar leven door Moeder Maria zelf tot het leven op aarde teruggeroepen en Maria hielp haar bij haar ‘revalidatie’. Moeder Maria hielp haar ook bij haar geestelijke vorming.

En één van de principes, die Moeder Maria haar aanleerde, was: “Wees altijd tevreden!” Wat er ook in ons leven gebeurt aan goed of kwaad: “Wees altijd tevreden!” Het goede hoort bij het leven. God heeft ons zelfs bestemd voor het allerbeste. Maar op deze aardbol hoort het kwade er blijkbaar ook bij. Wie dat niet accepteert, leeft buiten de werkelijkheid. Die eist, dat hij, nu al, zonder enige verdienste, in de wereld van God mag leven. Wie het kwade niet accepteert, ervaart in zichzelf boosheid en opstandigheid, in ieder geval geen innerlijke vrede.

Proberen wij zo te leven: “Wees altijd tevreden!” Wij zouden ook kunnen zeggen: Probeer zonder mopperen er het beste van te maken!