Preekje op 17-04-2020, vrijdag onder het octaaf van Pasen, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Eergisteren hoorden wij in de eerste lezing over Petrus en Johannes, die een lamme genazen. Gisteren hoorden wij over een grote mensenmenigte, die zich blij en verbaasd rondom Petrus en Johannes en de genezen man verzamelden. Vandaag horen wij hoe de twee apostelen door de joodse overheid ter verantwoording worden geroepen voor deze weldaad aan een gebrekkige bewezen.

Maar denken we nu even niet aan Petrus en Johannes, die een nacht in de gevangenis moesten doorbrengen. Schuiven wij ook even de verontwaardiging van de joodse overheid terzijde, evenals de blijde verbazing van de omstanders.

Kijken we in plaats daarvan naar de verlamde bedelaar, die genezen is. Iedereen kende deze man. Iedere dag opnieuw zat hij bij een tempelpoort te bedelen. Zijn hele leven lang al was hij afhankelijk van andere mensen. Zij moesten hem helpen wanneer hij zich wilde verplaatsen; bij het eten en drinken moest hij hulp krijgen; ook bij zijn lichamelijke verzorging.

Bij zijn ontmoeting met Petrus en Johannes hoopte hij van hen een paar munten te krijgen, een beetje voedsel of een afgedankt kledingstuk. Wat hij kreeg, was niet alleen lichamelijke genezing, maar een compleet nieuw leven.

Hij was niet langer gebonden aan zijn handicap. Hij kon zichzelf voortaan in alle opzichten redden. Hij was niet langer machteloos en zwak, niet in staat zijn weg in het leven te vinden. Van het ene moment op het andere was hij bevrijd van hulpeloosheid en hopeloosheid. Hij kreeg vrijheid, de mogelijkheid om zijn eigen keuzes te maken. Hij werd bevrijd van zijn gebreken, van zijn pijn. Hij ontving zoveel meer dan hij ooit had gevraagd en had durven hopen!

Wat voor mensen in het evangelie geldt, individuen of groepen, geldt natuurlijk ook voor ons, mensen van deze tijd. Door Jezus’ dood en opstanding gaat er voor ons een hele nieuwe wereld open, er ligt een nieuw leven voor ons.

Wij kunnen worden bevrijd van handicaps als bitterheid en wrok. Alle angsten en twijfels en zorgen, die ons soms in de houdgreep hebben, hoeven ons niet meer te verlammen. Wij hoeven niet langer machteloos toe te zien op gevoelens als woede, op verslavingen of lusten. In de Naam van Jezus Christus, die gekruisigd is, maar die God uit de dood heeft opgewekt, kunnen ook wij genezen worden.

De verlamde bedelaar moest zijn leven lang wachten totdat Petrus en Johannes langskwamen. Wel, wij hoeven niet te wachten totdat Jezus Christus langskomt. Door het Sacrament van het Doopsel, en de andere Sacramenten, leeft en woont en werkt Hij reeds in ons. Zijn genade kan ons helpen om alle verleidingen te weerstaan, kan ons helpen om bevrijd te worden van alles wat ons op onze weg naar God in de weg staat.

Roepen wij Hem in deze heilige Eucharistieviering aan, zoals de verlamde bedelaar Petrus en Johannes aansprak. Geloven wij, dat Hij recht voor ons staat of naast ons, en dat Hij ons geen goud en zilver aanbiedt, maar de rijkdom van liefde, vrede en vreugde, van geduld en zelfbeheersing.

Wij zijn toch christenen, wij horen toch bij Hem. Hij is er voor ons en wij zijn er voor Hem. Hij wil ons bevrijden. Bekennen wij tegenover Hem onze zonden en tekortkomingen, zoals de bedelaar niet anders kon dan zijn verlamming laten zien en letten wij dan op hoe Hij ons antwoordt.

En dan, net als de genezen bedelaar … prijzen wij Hem om zijn goedheid voor ons!