Ter voorbereiding van 19-06-2023, maandag in de 11e week door het jaar

Ter voorbereiding van 19-06-2023, maandag in de 11e week door het jaar

Uit de verhandeling van de heilige martelaar Cyprianus, bisschop van Carthago (†258), over het gebed des Heren

Wij zijn gewoon openlijk en gemeenschappelijk te bidden

De Leraar van de vrede en Heer van de eendracht wil niet dat ieder alleen voor zichzelf bidt. In ons gebed zeggen wij niet: ‘Mijn Vader die in de hemel zijt’, evenmin: ‘Geef mij heden mijn dagelijks brood’. Niemand vraagt dat alleen hem zijn schuld wordt vergeven of dat alleen hij niet in bekoring wordt gebracht en voor het kwaad behoed. Het is onze gemeenschap die bidt, voor allen. Wij bidden niet voor één persoon maar voor het gehele volk, want als volk zijn wij één. De God van de vrede en de Heer van de eendracht, die ons geleerd heeft één te zijn en ons allen te zamen heeft gedragen, wil dat ieder bidt voor allen te zamen.

Overeenkomstig dit gebod baden de drie jongelingen in de vuuroven één van geest en één van hart, met één stem. De heilige Schrift vertelt hoe zij gebeden hebben en geeft ons aldus een voorbeeld dat wij moeten navolgen om ook te worden zoals zij. Er staat: ‘Toen hieven de drie mannen als uit één mond een loflied aan en verheerlijkten en prezen God’ (Dan. 3, 51). Zij spraken als uit één mond, hoewel zij nog niet van Christus geleerd hadden te bidden. Hun woorden werden verhoord, want het ongekunsteld gebed van onze ziel verwerft de genade van God. Net als zij, baden de apostelen en leerlingen na de hemelvaart van de Heer: ‘Zij allen bleven eensgezind volharden in het gebed, samen met de vrouwen, met Maria de moeder van Jezus en met zijn broeders’ (Hand. 1, 14). Dat zij zo vermochten te volharden in een eensgezind gebed, toont ons dat God die, zoals de psalm zegt, de eensgezinden in één huis doet wonen (vgl. Ps. 68 (67), 7a), alleen hen in zijn goddelijk en eeuwig huis toelaat die eensgezind zijn in het gebed.

Zo bezitten wij, geliefde broeders en zusters, in het gebed des Heren vele grote geheimen, en de weinige woorden getuigen van een grote geestelijke rijkdom en kracht. Volstrekt alles waarom wij kunnen smeken, ja, de gehele goddelijke leer is erin vervat. De Heer zegt: ‘Gij moet zo bidden: onze Vader die in de hemel zijt’ (Mt. 6, 9). De nieuwe mens die is wedergeboren en door de genade tot God teruggebracht, begint met te zeggen ‘Vader’, omdat hij kind is geworden, zoals de Schrift zegt: ‘Aan allen die Hem aanvaardden, aan hen die in zijn Naam geloven, gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden’ (Joh. 1, 11-12). Wie aldus in zijn Naam gelooft en een kind van God is geworden, moet beginnen met dankbaar te belijden een kind van God te zijn; dat doet hij door uit te spreken dat God in de hemel zijn Vader is.