Ter voorbereiding van de viering van zaterdag 10-07-2021

Ter voorbereiding van de viering van zaterdag 10-07-2021

Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430)

Hij is de Heer onze God, wij zijn het volk van zijn weide

H. Augustinus

De woorden die wij gezongen hebben, bevatten ons geloof dat wij de schapen zijn van God: want Hij is de Heer onze God die ons gemaakt heeft. Hij is onze God, wij zijn het volk van zijn weide, de schapen, door zijn hand geleid (vgl. Ps. 95 (94), 7). Menselijke herders of eigenaars van de kudden hebben de schapen die zij bezitten, niet zelf gemaakt, de dieren die zij weiden, niet zelf geschapen. Maar God, onze Heer, omdat Hij God en Schepper is, heeft de dieren die Hij bezit en naar de weide leidt, zelf geschapen. En geen ander heeft hen die Hij weidt, geschapen, en geen ander weidt hen die Hij geschapen heeft.

We hebben in dat lied beleden dat wij zijn schapen zijn, het volk van zijn weide, de schapen, door zijn hand geleid. Laten we thans luisteren naar wat Hij tot ons, zijn schapen, zegt. Eerder in deze tekst sprak Hij tot de herders, nu echter spreekt Hij tot de schapen. Vol vrees hebben wij, herders, toen zijn woorden aangehoord, terwijl jullie luisterden met een veilig gevoel. Wat kunnen we echter zeggen van de woorden die Hij vandaag spreekt? Mogen wij ons op onze beurt veilig voelen, terwijl jullie van vrees vervuld worden? Zeker niet! Vooreerst omdat wij herders zijn; dat wil zeggen: wij luisteren niet alleen vol vrees naar wat tot de herders gezegd wordt, maar ook naar wat tot de schapen gericht is. Want een herder die onbekommerd luistert naar wat tot de schapen gezegd wordt, heeft geen echte zorg voor hen. Verder moeten jullie wat ons betreft twee zaken indachtig zijn waarop we jullie vroeger al gewezen hebben: wij zijn namelijk christen én bisschop. Omdat wij bisschop zijn, worden wij onder de herders gerekend, als wij tenminste goed zijn. Omdat wij christen zijn, zijn wij net als jullie ook schapen. Welnu, of de Heer dan spreekt tot de herders of tot de schapen, wij moeten altijd vol vrees luisteren en de bezorgdheid mag niet wijken uit ons hart.

Laten we dus horen, broeders en zusters, waarom de Heer de slechte schapen laakt en wat Hij zijn schapen belooft. ‘Gij zijt mijn schapen, zegt God de Heer’ (Ez. 3, 17). Wat een geluk de kudde van God te mogen zijn! Als je dat beseft, zul je zelfs te midden van tranen en in de huidige beproevingen grote vreugde vinden. Immers, Hij tot wie gezegd is ‘Herder van Israël’ (Ps. 80 (79), 2), is degene over wie geschreven staat: ‘Hij sluimert niet, noch slaapt die waakt over Israël’ (Ps. 121 (120), 3). Hij waakt dus over ons terwijl wij waken, Hij waakt over ons ook als wij slapen. Als nu de kudde reeds veilig is dank zij een mens die haar herder is, hoeveel groter is dan onze veiligheid wanneer God ons weidt. En niet alleen omdat Hij ons weidt, maar ook omdat Hij ons gemaakt heeft!

‘Gij zijt mijn schapen, zegt God de Heer. Ik ga rechtspreken tussen het ene schaap en het andere, tussen de rammen en de bokken’ (Ez. 3, 17). Wat komen de bokken doen in de kudde van God? De bokken die voorbestemd zijn om aan de linkerzijde geplaatst te worden, zijn vermengd met de schapen van de rechterzijde. Ze bevinden zich in dezelfde weiden en aan dezelfde bronnen. Eerst worden ze geduld, vervolgens worden ze gescheiden. Naar het voorbeeld van het geduld van God oefenen ook de schapen geduld. God immers zal ze scheiden: de enen naar links, de anderen naar rechts.