Ter voorbereiding van de viering van woensdag 16-06-2021

Ter voorbereiding van de viering van woensdag 16-06-2021

Uit de verhandeling van de heilige martelaar Cyprianus, bisschop van Carthago (†258), over het gebed des Heren

Uw rijk kome. Uw wil geschiede

De tweede bede is: ‘Uw rijk kome.’ We vragen hierin dat Gods rijk werkelijkheid wordt. Maar moeten we dan denken dat zijn koningschap zal beginnen? God heeft toch altijd geheerst en zijn rijk zal toch nooit eindigen! Welnu, wij vragen dat het rijk dat God ons beloofd heeft en dat Christus met zijn bloed en zijn lijden heeft verworven, zal komen voor ons en dat wij, na in de wereld als knechten dienstbaar te zijn geweest, in dit rijk onder Christus zullen mogen heersen. Hij heeft dit immers beloofd met de woorden: ‘Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting van de wereld’ (Mt. 25, 34).

Het koninkrijk waarnaar wij zo vurig verlangen, kan ook Christus zelf zijn, naar wiens komst wij alle dagen uitzien. Zoals Hij de verrijzenis is, omdat wij in Hem verrijzen, zo kan Hij ook begrepen worden als het koninkrijk, omdat wij in Hem als koningen zullen heersen.

Wij vragen om de komst van het rijk van God of het rijk der hemelen, omdat er ook een rijk van deze wereld is, een aards rijk, en omdat wie van deze wereld afstand heeft gedaan, verheven is boven dat rijk en heel zijn heerlijkheid (vgl. Mt. 4, 8).

Onze volgende bede is: ‘Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel.’ Wij vragen hierin natuurlijk niet dat God zal doen wat Hij wil – wie zal verhinderen dat God doet wat Hij wil? – maar dat wij kunnen doen wat Hij wil. De duivel namelijk verzet zich ertegen dat wij God gehoorzamen; daarom bidden wij dat Gods wil in ons geschiedt. Hiervoor hebben wij zijn kracht nodig. Wij blijven immers niet staande door onze eigen kracht, maar door Gods genade. Deze zwakheid van ons, mensen, heeft onze Heer zelf ook gedragen. Zwakheid was het die Hem deed uitroepen: ‘Vader, als het mogelijk is, laat deze beker aan Mij voorbijgaan’ (Mt. 26, 39). En om zijn leerlingen scherp in te prenten dat zij niet hun eigen wil maar die van God moeten doen, heeft Hij eraan toegevoegd: ‘Maar niet zoals Ik wil, maar zoals Gij wilt’ (Mt. 26, 39).

Christus heeft de wil van God volbracht en heeft ons die wil leren kennen. De wil van de Vader volbrengen, Gods geboden onderhouden, dat is: nederig zijn in ons leven, standvastig in ons geloof, waarachtig in onze woorden, rechtvaardig in onze daden, barmhartig in onze werken en ingetogen in onze zeden, geen onrecht doen maar bereid zijn om het te dragen, in vrede leven met onze broeders en zusters. Dat is: God van ganser harte beminnen, omdat Hij onze Vader is en Hem vrezen, omdat Hij God is; niets liefhebben boven Christus die ons boven alles heeft liefgehad, en onwrikbaar in zijn liefde blijven. Dat is: met moed vasthouden aan zijn kruis, wanneer men ons verhoort en zijn persoon in het geding is; en bij het sterven de volharding die ons de zegekrans geeft. Dan is men medeërfgenaam van Christus. Dat is gehoorzamen aan het gebod van de Heer, dat is de wil van de Vader volbrengen.