Overweging ter voorbereiding van 21-06-2023, H. Aloïsius Gonzaga, kloosterling

Overweging ter voorbereiding van 21-06-2023, H. Aloïsius Gonzaga, kloosterling

Uit een brief van de heilige Aloïsius Gonzaga († 1591) aan zijn moeder

Ik zal de barmhartigheid van de Heer tot in eeuwigheid bezingen

Hoogedele vrouwe, ik bid voor u om de eeuwige genade en vertroosting van de heilige Geest. Uw brief bereikt mij, terwijl ik nog leef in het dodenrijk hier op aarde. Nu moeten wij toch echter eindelijk ons op de hemel richten om in het land van de levenden de eeuwige God te prijzen. Ik hoopte onlangs dat ik deze weg al vóór dit tijdstip zou hebben afgelegd. Indien, zoals de heilige Paulus zegt, liefde betekent: wenen met hen die wenen en zich verblijden met de blijden (vgl. Rom. 12, 15), dan moet gij, hoogedele moeder, hieruit wel zeker veel vreugde putten. God toont mij immers als weldaad en genadegave jegens u de ware vreugde en vrijwaart mij voor de vrees deze te verliezen.

H. Aloïsius Gonzaga

Hoogedele vrouwe, ik moet u echter wel bekennen dat ik verbijsterd ben en buiten mijzelf, wanneer mijn geest verzinkt in het aanschouwen van de goddelijke goedheid, die op een zee zonder bodem en zonder oever gelijkt. Immers, God nodigt mij na zo’n kortstondige en geringe werkzaamheid uit tot de eeuwige rust. Hij roept mij vanuit de hemel tot het hoogste geluk dat ik zo achteloos gezocht heb. Hij belooft mij de vrucht van de tranen die ik zo spaarzaam vergoten heb.

Hoogedele vrouwe, zie erop toe en hoed u ervoor dat gij de oneindige welwillendheid van God niet kwetst. En dat zoudt gij zeker doen, indien gij als een dode hem zoudt betreuren die voor Gods aanschijn leeft en u veel meer daar kan helpen dan in dit leven hier op aarde. Deze scheiding zal niet van lange duur zijn. Wij zullen elkaar in de hemel weerzien. Daar zullen wij dan samen, verbonden met de behoeder van ons heil, Hem met alle inspanning van ons hart prijzen, zijn barmhartigheid tot in eeuwigheid bezingen en de eeuwige vreugde genieten. Hij heeft ons wat Hij ons tevoren toevertrouwd had, weer ontnomen met geen andere bedoeling dan het weer op een veiliger en zekerder plaats op te bergen en ons met al die weldaden te sieren die wij voor onszelf maar wensten.

Dit alles zeg ik u om toe te geven aan het verlangen dat ik voel, opdat gij, hoogedele vrouwe, en de overige familie mijn heengaan als een aangename weldaad beschouwen. Geef dan ook aan mij die deze zee oversteek, uw moederlijke zegen, opdat ik de kust moge bereiken waarop ik al mijn hoop gevestigd heb. Ik heb dit met des te meer vreugde gedaan, omdat mij niets anders restte dan op deze manier jegens u van mijn liefde en verering blijk te geven, zoals het een zoon ten opzichte van zijn moeder betaamt.