Ter voorbereiding van de viering van de zondag

Ter voorbereiding van de viering van de zondag

Uit de geschriften van de heilige Maximus de Belijder, abt van Chrysopolis († 662)

Het Licht dat iedere mens verlicht

De lamp die op de standaard geplaatst is, is het licht van de Vader, ‘het ware Licht, dat iedere mens verlicht en dat in de wereld kwam’ (Joh. 1, 9): onze Heer Jezus Christus. Hij heeft uit ons het vlees aangenomen en is een lamp geworden en wordt ook zo genoemd. Dat betekent dat Hij van nature de Wijsheid van de Vader is en ook het Woord van God, dat in Gods kerk met een toegewijd geloof verkondigd wordt. Hij geeft licht voor allen die in huis zijn (dat wil zeggen: in deze wereld). Daarom zegt Hijzelf als God en als Woord: ‘Men steekt toch ook niet een lamp aan om ze onder de korenmaat te zetten, maar men plaatst ze op de standaard, zodat ze licht geeft voor allen die in huis zijn’ (Mt. 5, 15). Duidelijk noemt Hij zichzelf de lamp, want Hij is en blijft volgens zijn natuur God die volgens de barmhartige heilsbeschikking vlees geworden is.

De grote David heeft dit, dunkt me, geweten, toen hij de Heer een lamp noemde: ‘Uw woord is een lamp voor mijn voeten, het is een licht op mijn pad’ (Ps. 119 (118), 105). Dat is van toepassing op mijn Verlosser en mijn God die de onwetendheid en de duisternis van de ondeugd verdrijft. Daarom heeft de heilige Schrift Hem een lamp genoemd.

Voor allen is Hij alleen dus de weg van het heil geworden, omdat Hij als enige lamp de duisternis van de onwetendheid en de verblinding van het kwaad weggenomen heeft. Door deugdzaamheid en kennis brengt Hij degenen tot de Vader die voornemens zijn, Hem als weg van de gerechtigheid te volgen door het onderhouden van de goddelijke geboden. De heilige kerk noemt Hij de standaard waarop immers door de verkondiging het Woord van God straalt als een lamp. Met de stralen van de waarheid verlicht het Woord allen die zich in deze wereld als in een huis bevinden. Het vervult het denken van allen met goddelijke kennis.

Het woord wil niet onder de korenmaat gezet worden. Het is de bedoeling dat het er bovenop wordt neergezet en staat boven op de verheven schoonheid van de kerk. Zolang immers het woord als het ware onder de korenmaat van de letter van de wet gehouden werd, bleef zijn eeuwig licht voor allen verborgen. Het kon zijn geestelijke beschouwing niet geven.

Als de taal niet met de geest wordt verstaan, heeft zij slechts die betekenis die door een klank eraan is toegekend en ontbeert zij de kracht om aan het verstand de zin van het verwoorde over te dragen.

Als wij in de liturgie door de beschouwing en door het handelen de lamp aansteken – dat wil zeggen: het woord dat de kennis verlicht -, laten we haar dan niet onder de korenmaat zetten. Wij mogen de ondoorgrondelijke kracht van de wijsheid niet opheffen door te menen dat wij ze in taal kunnen verwoorden. Maar boven op de standaard, dat wil zeggen: op de heilige kerk, verspreidt – als bekroning van de ware beschouwing – de lamp voor allen het licht van goddelijke inzichten.