Ter voorbereiding van de viering van de woensdag

Ter voorbereiding van de viering van de woensdag

Uit een toespraak van paus Johannes Paulus II in Brussel

Waarachtige kunst is een toegangsweg tot de diepere werkelijkheid

Het geloof aanvaardt de levende God, zoals Hij zich heeft geopenbaard. In de openbaring richt de onzichtbare God zich tot de mens zoals tot vrienden en nodigt hen uit om deel te nemen aan zijn eigen leven. Door de gebeurtenissen van de heilsgeschiedenis en door de profetieën die de zin ervan verklaren, geeft Hij hun een teken en wekt Hij hun geloof op in het verbond dat Hij hun voorstelt. Meer nog: in Christus, de geliefde Zoon, het vleesgeworden Woord kennen wij God die zich aan onze ogen heeft geopenbaard, en worden wij door Hem aangezet lief te hebben wat onzichtbaar blijft.

Wij gaan God tegemoet door de vrijwillige toetreding van ons verstand, maar ook door de liefde die aan zijn liefde beantwoordt: ‘Gods liefde is in ons hart uitgestort door de heilige Geest die ons gegeven werd’ (Rom. 5, 5).

Het geloof is een visie op het leven, op de geschiedenis, in het licht van de heilige Geest, en tegelijkertijd een manier om boven de geschiedenis uit te stijgen. Dank zij het geloof besteden wij aandacht aan de diepste werkelijkheid die uitstijgt boven de uiterlijke vorm van de dingen, en dringen wij door tot de kern. Onze ogen worden bekwaam om de schoonheid en de samenhang te zien van al wat in deze wereld leeft. In het licht van God krijgt alle licht van de schepping nieuwe glans. Terzelfder tijd worden ook de menselijke ervaring, de geboorte, de liefde, het lijden, de dood, anders belicht, met betrekking tot het leven van Christus.

De gelovigen die door de natuur met kunstzinnige vaardigheden begiftigd zijn en die deze ook hebben ontwikkeld, maken dan ook dankbaar gebruik van de taal van de kunst om door de schoonheid van tastbare vormen het mysterie van het onuitsprekelijke op te roepen.

Alle waarachtige kunst vertolkt de werkelijkheid op een manier die uitstijgt boven hetgeen zintuiglijk waarneembaar is. Zij groeit uit verrukte stilte of uit het protest van een oprecht hart. Zij wil het mysterie van de werkelijkheid benaderen. Het wezen van de kunst ligt in het diepste innerlijk van de mens waar het verlangen om het leven een zin te geven, gepaard gaat met een vluchtig aanvoelen van de schoonheid en van de mysterieuze eenheid van de dingen.

Natuurlijk zijn oprechte en nederige kunstenaars er zich van bewust dat, ongeacht de schoonheid van hun kunstwerk, de beelden die zij tekenen, beeldhouwen en scheppen, slechts weerspiegelingen zijn van de goddelijke schoonheid. Hoe groot ook de kracht is waarmee muziek en woorden beelden oproepen, toch weten zij dat zij slechts een stamelende echo voortbrengen van Gods woord. Net als de heilige Paulus zouden zij kunnen stellen dat ‘God niet woont in door handen gemaakte tempels… Wij moeten niet menen dat het goddelijke gelijken zou op goud of zilver of steen, op een voortbrengsel van menselijke kunde en vernuft’ (Hand. 17, 24.29). God stijgt daar steeds bovenuit. En ook de diepste waarheid van de dingen bevindt zich op een hoger vlak.

Naar dat hogere verwijzen onze kunstwerken als tekens. Onze kennis en onze taal zijn stukwerk, maar toch is het ons soms gegeven de diepte en eenheid van de wezens te vatten. Het staat vast dat het geloof wezenlijk anders is. Het veronderstelt een persoonlijke ontmoeting met God in Jezus Christus, met zijn licht en aantrekkingskracht. Maar alle waarachtige kunst is, op haar eigen wijze, een toegangsweg tot de diepere werkelijkheid die door het geloof aan het volle licht gebracht wordt. Een wereld zonder kunst kan zich moeilijk openstellen voor het geloof. Een dergelijke wereld zou het risico lopen God nooit te ontmoeten, alsof Hij een ‘onbekende god’ (Hand. 17, 23) was.