Ter voorbereiding van de viering van de maandag

Ter voorbereiding van de viering van de maandag

Uit een homilie van de heilige paus Gregorius de Grote († 604) over het boek Ezechiël

Het geestelijke Jeruzalem is als een stad gebouwd

‘In een goddelijk visioen bracht de Heer mij naar Israël en zette mij neer op een zeer hoge berg. Aan de zuidkant was iets als een stad gebouwd’ (Ez. 40, 2).

Merk op dat er niet staat: ‘Er was een stad gebouwd’, maar: ‘er was iets als een stad gebouwd’. Zo wordt duidelijk gemaakt dat het niet gaat over een gewone stad die daar gebouwd is, maar over een geestelijk bouwwerk. Want wie getuigt dat hij niet een stad, maar iets als een stad heeft gezien, vestigt de aandacht van zijn toehoorders op een geestelijk bouwwerk. Hiervan heeft de profeet David gezegd: ‘Jeruzalem, als een stad gebouwd’ (Ps. 122 (121), 3). Dit ‘visioen van vrede’ wordt gevormd door de vergadering of de gemeenschap van burgers, de heiligen. Daarom wordt het hemels Jeruzalem als een stad gebouwd.

… en zette mij neer op een zeer hoge berg

Tijdens zijn pelgrimsreis op deze aarde wordt dit Jeruzalem evenwel door harde slagen en beproevingen getroffen: zo worden dag in dag uit zijn stenen behouwen. De stad is de heilige kerk; alvorens eens koninklijk te heersen in de hemel, moet zij nog pijnlijk zwoegen op aarde. Tot haar burgers zegt Petrus: ‘En gij, gij zijt als levende stenen die op elkaar worden gelegd voor de bouw’ (1 Petr. 2, 5). En Paulus zegt: ‘Gij zijt Gods akker, Gods bouwwerk’ (1 Kor. 3, 9).

Deze stad is hier beneden, dank zij het leven van de heiligen, al een groots bouwwerk. Want in een bouwwerk draagt de ene steen de andere, omdat de ene steen op de andere wordt gelegd en tegelijk gedragen wordt door weer een andere. Ja, zo en niet anders is het ook in de heilige kerk: ieder draagt een ander en wordt gedragen door een ander. Want als elkaars naaste ondersteunt men elkaar en zo rijst, door toedoen van ieder, het bouwwerk van de liefde op. Daarom immers spoort Paulus ons aan: ‘draagt elkanders lasten; op die manier zult ge de wet van Christus vervullen’ (Gal. 6, 2). En hij verklaart wat de verborgen kracht van de wet is: ‘De vervulling van de wet is de liefde’ (Rom. 13, 10). Als ik immers verzuim u te dragen, zoals gij leeft, en als gij mij niet wilt dragen en verdragen, zoals ik leef, hoe komt dan het gebouw van onze wederzijdse liefde van de grond? Want dan ontbreekt de verdraagzaamheid en mist de liefde haar bindende kracht. Zoals gezegd, wordt in een bouwwerk de steen die draagt, ook zelf gedragen. Want zoals ik de levenswijze draag en verdraag van hen die nog beginnelingen zijn in de beoefening van het goede, zo word ik op mijn beurt gedragen en verdragen door hen die mij in de vreze des Heren zijn voorgegaan. Zelf gedragen, heb ik geleerd anderen te dragen. Maar ook zij werden gedragen door hun voorgangers.

Wat nu de stenen betreft die de bovenste laag van het gebouw vormen: deze worden wel gedragen door andere, maar dragen zelf niets. Want zij die op het einde van de kerk, dat wil zeggen: op het einde van de wereld, worden geboren, worden wel gedragen door hun voorgangers, zodat hun leven verdienstelijk kan zijn. Maar omdat zij geen opvolgers hebben voor wie zij van nut kunnen zijn, hebben zij geen stenen van het geestelijk gebouw meer boven zich. Thans worden dus anderen gedragen door ons, maar worden wij door weer anderen gedragen. Het gehele gewicht van het gebouw wordt gedragen door het fundament, want alleen onze Verlosser draagt de last van ons allen. Paulus zegt van Hem: ‘Niemand kan een ander fundament leggen dan wat er reeds ligt, namelijk Jezus Christus’ (1 Kor. 3, 11). Het fundament draagt de stenen, maar wordt niet door de stenen gedragen. Want onze Verlosser draagt en verdraagt al het onze, maar in Hem is er niets onvolmaakts dat hierom zou vragen. Terecht staat er daarom geschreven: ‘Hij zette mij neer op een zeer hoge berg, waarop iets als een stad was gebouwd’ (Ez. 40, 2). Hij alleen immers draagt de last van onze levens en van onze zonden die heel het gebouw van de heilige kerk draagt.