Ter voorbereiding van de viering van de donderdag
Uit de verhandeling van de heilige Hilarius, bisschop van Poitiers († 367), over de Drieëenheid
De natuurlijke eenheid van de gelovigen in God door de menswording van het Woord en het sacrament van de eucharistie
Als werkelijk ‘het Woord vlees is geworden’ (Joh. 1, 14), dan nuttigen wij ook werkelijk het Woord in de maaltijd des Heren. Hoe kan men dan aannemen dat het Woord niet werkelijk bij ons zou blijven? Het Woord heeft reeds de natuur van ons vlees onafscheidelijk aangenomen, toen dat Woord als mens geboren werd. Bovendien heeft het Woord zijn menselijke natuur verbonden met de natuur van de eeuwigheid in het sacrament van zijn lichaam en bloed om ons daarin te laten delen. Wij zijn immers allen één, omdat in Christus de Vader aanwezig is én Christus in ons is. Christus is dus zelf in ons door zijn lichaam en bloed en wij zijn in Hem. Wat wij zijn, is dan ook met Hem in de Vader.
Zelf heeft Christus het feit dat wij door het ontvangen van het sacrament van het lichaam en bloed in Hem zijn, bevestigd door te zeggen: ‘Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer; gij echter zult Mij zien, want Ik leef en ook gij zult leven. Op die dag zult gij weten dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u’ (Joh. 14, 19-20). Als Hij slechts een eenheid van wil beoogde, waarom sprak Hij dan over een bepaalde opbouw en ordening bij het tot stand brengen van de eenheid? Christus deed dat toch om ons het geloof te schenken dat Hij in ons is door het mysterie van de sacramenten, ofschoon Hij in de Vader is door de natuur van zijn godheid, wij daarentegen in Hem door zijn lichamelijke geboorte. Zo werd ons de volmaakte eenheid geleerd door de Middelaar, omdat Hijzelf in de Vader blijft, terwijl wij in Hem blijven en omdat Hijzelf in ons blijft, terwijl Hij in de Vader blijft. Daarom groeien wij in de eenheid met de Vader, omdat wij nu werkelijk aanwezig zijn in Hem die van nature krachtens zijn geboorte in de Vader aanwezig is, terwijl Hijzelf werkelijk verblijf houdt in ons.
Hoe werkelijk deze eenheid in ons is, heeft Christus zelf als volgt aangeduid: ‘Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem’ (Joh. 6, 56). Niemand zal in Christus zijn, als Christus niet in hem is; alleen wie het lichaam van Christus nuttigt, zal het lichaam in zich opnemen dat Christus aangenomen heeft.
Het uitzonderlijk verheven sacrament van deze volmaakte eenheid had Christus al onder woorden gebracht, toen Hij zei: ‘Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij’ (Joh. 6, 57). Christus leeft dus door de Vader. Zoals Hij leeft door de Vader, zo leven wij door zijn vlees.
Elke vergelijking is bedoeld om tot een goed inzicht te komen. Met behulp van een voorbeeld kunnen wij begrijpen waar het om gaat. Dit is dan ook het beginsel van ons leven: als mensen van vlees en bloed bezitten wij Christus, omdat Hij door zijn lichaam en bloed in ons woont. Door Hem zullen wij leven, zoals Hij leeft door de Vader.