Ter voorbereiding van de heilige Mis op maandag 20-04-2020

Ter voorbereiding van de heilige Mis op maandag 20-04-2020

Uit een preek van de priester Thomas van Kempen († 1471) over het leven en het lijden van Christus

De menigte die het geloof had aangenomen, was één van hart en één van ziel in God

De heilige Geest kan ons tot een gemeenschap vormen

Heilig en aangenaam was de gemeenschapsgeest in de beginjaren van de kerk, bijeengehouden door de heilige Geest. Deze gemeenschap kon helemaal niet in verwarring gebracht worden, zolang de eenheid in geloven heel bleef door de onderlinge liefde. Om deze gemeenschap echt te doen standhouden, helpt heel bijzonder het afstand doen van bezittingen en eigendom, ook het op elkaar lijken in een juist gedrag. Eveneens helpt een goede aanpassing en gehoorzaamheid wanneer men ondergeschikt is, niet uit de hoogte doen als men mensen ontmoet die onder de maat blijven, maar evenzeer een juist corrigeren waar ontsporingen plaatsvinden, en een goed vervullen van opgelegde taken.

En om te zorgen dat de gemeenschap niet aan vitaliteit inboet of zelfs te gronde gaat, moet iedereen naar eigen kunnen het welzijn van de gemeenschap bevorderen. Iedereen moet duidelijk streven naar het doen van goede dingen, opdat God daardoor bijzonder verheerlijkt wordt.

Al deze goede zaken werden het eerst door de apostelen op bijzondere wijze in acht genomen, en door hun toedoen later ook door andere gelovigen. Want zolang het leven op de manier van de apostelen door allen, van hoog tot laag, duidelijk werd nagevolgd, ging het hun goed en was het voor hen genadevol. En omdat ze God zochten en de aardse werkelijkheden minder belangrijk vonden, hebben ze samen met geestelijke gaven ook aardse goederen erbij gekregen. En des te meer achting genoten zij, al naar gelang ze een eenvoudige kijk op zichzelf hadden en eerbewijzen minder belangrijk vonden.

Op een goede en niet veeleisende manier hebben ze gebruik gemaakt van hetgeen ze kregen, en ze werden niet verwaand als ze geëerd werden en weldaden ontvingen. In grote bezorgdheid en nauwgezetheid gaven ze leiding aan anderen.

Ze voelden mee met armen en gebrekkigen en hebben hen graag geholpen. Bemoediging en troost gaven ze aan mensen die bedroefd waren en het moeilijk hadden. Ze hielden zichzelf en anderen af van onnodig gepraat, wetend dat alle mensen bij het laatste oordeel rekenschap moeten afleggen over ieder onbenullig woord dat ze gesproken hebben.

Maar op een gegeven moment verloren sommigen hun geloofsbezieling; en meer dan goed was, zochten ze hun gemak; ze dachten meer aan zichzelf en waren uit op eer en aanzien; er werd dan ook veel gemopperd en ergernis gegeven. Het onkruid van verschil van mening en onenigheid, door de vijand (de duivel) gekweekt, kwam overal op om het goede zaad op Gods akker te verstikken.

De heilige apostelen hebben deze besmettelijke ziekte en dit begin van onenigheid bestreden door een zeer heilzaam overleg. Ze hebben trouwe helpers uitgezocht die deze heilige gemeenschap konden voorzien van het nodige.

Zelf hielden zij zich bezig met bidden en preken, zoals ze door de heilige Geest onderricht waren; ze gaven de voorkeur aan het geestelijke boven het tijdelijke, Als er pijnlijke kwesties aan de orde waren en problemen ontstonden, hebben ze vanuit de wet en de profeten daar een visie tegenover geplaatst. De heilige Geest heeft zijn gaven zelfs overvloediger meegedeeld aan de pasbekeerden.