Ter voorbereiding van de donderdag in de eerste week van de advent, 02-12-2021
Uit het commentaar van de heilige diaken Efrem († 373) op de Evangeliënharmonie
Weest waakzaam! Hij zal wederkomen
Omdat Christus wilde voorkomen dat de leerlingen Hem over het tijdstip van zijn wederkomst uitvroegen, zei Hij: ‘Van die dag en dat uur weet niemand iets af, ook niet de engelen in de hemel, zelfs niet de Zoon, maar de Vader alleen’ (Mt. 24, 36), en: ‘Het komt u niet toe dag en uur te kennen’ (Hand. 1, 7). Hij hield het verborgen, opdat wij waakzaam zouden blijven en ieder van ons kon denken dat het tijdens zijn leven ging gebeuren. Immers, indien Hij had geopenbaard op welk tijdstip Hij zal komen, dan zou zijn komst geen spanning meer oproepen: de volkeren en de tijden aan wie Hij zich eens zal openbaren, zouden er niet meer naar uitzien. Hij heeft wel gezegd dat Hij ‘komen zal’, maar niet bepaald wannéér, en daarom juist hunkeren alle geslachten en alle tijden naar Hem.
Al heeft Hij tekens aangewezen waaraan men zijn komst kan herkennen, toch heeft men het juiste moment van die tekens niet begrepen. Want in allerhande wisselende vormen zijn zij gekomen en voorbijgegaan, en zelfs nu bestaan zij voort.
Immers, zijn uiteindelijke komst is gelijk aan de eerste. Want zoals de rechtvaardigen en de profeten eertijds naar Hem hebben verlangd, in de mening dat Hij zich in hun dagen zou openbaren, zo verlangt nu iedere gelovige ernaar Hem tijdens zijn leven te mogen ontvangen, juist omdat Hij de dag van zijn komst niet duidelijk heeft kenbaar gemaakt. Dit vooral opdat niemand zou menen dat de Heer, die macht en heerschappij bezit over de tijden en hun telling, zelfgebonden is aan een bepaald tijdstip. Hoe zou datgene wat Hij zelf heeft vastgesteld, verborgen kunnen zijn voor Hem, die de tekens van zijn komst zelf heeft beschreven?
Maar zijn tekens heeft Hij in het licht gesteld, opdat vanaf de eerste dag alle volkeren en generaties zouden denken dat zijn komst in hún tijd kan plaatshebben.
Weest waakzaam; want wanneer het lichaam slaapt, heerst de natuur over ons, en dan verloopt ons handelen niet naar onze eigen wil, maar naar een aandrift van de natuur. Wanneer diepe sluimer van kleinmoedigheid en lusteloosheid onze geest overmant, vallen wij in de macht van de vijand en doet onze geest wat hij zelf niet wil. Dan heerst geweld over de natuur, de vijand over onze geest.
Daarom geldt de waakzaamheid die de Heer voorschrijft, als een wachtwoord voor de gehele mens: voor het lichaam, om niet in diepe slaap te vallen, voor de geest, om niet te verzinken in de verlamming van de angst. Zo zegt ook de Schrift: ‘Wordt wakker, gerechtigen’ (Vulg, 1 Kor. 15, 34), en ‘Ik ben opgestaan, en nog ben ik met u’ (Vulg. Ps. 139 (138), 18), en ook nog: ‘Daarom verliezen wij nooit de moed, nu wij door Gods ontferming met deze dienst zijn belast’ (2 Kor. 4, 1).