Ter voorbereiding van 28-02-2022, maandag in de 8e week door het jaar

Ter voorbereiding van 28-02-2022, maandag in de 8e week door het jaar

Uit een preek van de heilige Caesarius, bisschop van Arles († 542)

De menselijke en goddelijke barmhartigheid.

‘Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden’ (Mt. 5, 7). Het woord ‘barmhartigheid’, geliefden, klinkt al aangenaam; hoeveel aangenamer zal de inhoud zijn. Alle mensen verlangen ernaar. Maar wat jammer is, lang niet allen handelen zo, dat zij haar verdienen. Allen willen barmhartigheid ondervinden; weinigen zijn er die barmhartigheid willen bewijzen.

O mens, hoe kun je nu om iets vragen, dat je zelf niet wenst te geven? Je behoort in deze wereld barmhartigheid te geven, wil je haar op jouw beurt in de hemel ontvangen. Laten wij daarom, veelgeliefden, omdat wij allen naar barmhartigheid verlangen, haar in dit aardse leven tot beschermvrouw nemen: dan zal zij ons in het toekomstige leven bevrijden. Want er is een barmhartigheid in de hemel die wij verkrijgen door hier op aarde barmhartig te zijn. Zo spreekt immers de Schrift: ‘Hemelwijd is uw barmhartigheid, Heer’ (Ps. 36 (35), 6).

Er is dus een aardse en een hemelse barmhartigheid, anders gezegd: een menselijke en een goddelijke. Wat houdt dat in, menselijke barmhartigheid? In ieder geval dat wij oog hebben voor de nood van de armen. En goddelijke barmhartigheid? Ongetwijfeld worden daardoor onze zonden vergeven. Want wat de menselijke barmhartigheid onderweg uitdeelt, vergeldt de goddelijke barmhartigheid in het vaderland. God lijdt namelijk hier op aarde honger en kou in alle armen, zoals Hijzelf heeft gezegd: ‘Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan’ (Mt. 25, 40). God die zich verwaardigt te geven vanuit de hemel, wil op aarde ontvangen.

Wat zijn wij voor mensen dat we, als God geeft, willen aannemen, en als Hij vraagt, niet willen geven? Wanneer de arme honger lijdt, lijdt Christus gebrek, zoals Hijzelf heeft gezegd: ‘Ik had honger en ge hebt Mij niet te eten gegeven’ (Mt. 25, 42). Veracht dus de ellende van de arme niet, als je wilt rekenen op vergeving van de zonden. Christus lijdt zelf honger, geliefden, nu, in alle armen. Hij acht het niet beneden zijn waardigheid honger en dorst te lijden. En wat Hij op aarde ontvangt, geeft Hij terug in de hemel.

Nu vraag ik je, geliefden, wat wil je, wat zoek je wanneer je naar de kerk gaat? Toch vooral barmhartigheid? Geeft haar dan op aarde en je ontvangt haar in de hemel. De arme vraagt van jou en jij vraagt van God: hij een stuk brood, jij het eeuwig leven. Als je de bedelaar iets geeft, verdien je dat je het van Christus terugkrijgt. Luistert naar Hem die zegt: ‘Geeft, en u zal gegeven worden’ (Lc. 6, 38). Hoe onbeschaamd is het als je wilt ontvangen wat je niet wilt geven. Daarom, wanneer je naar de kerk gaat, geeft dan naar vermogen aan de armen, al is het nog zo bescheiden.