Overweging ter voorbereiding van 27-02-2023, maandag in de eerste week van de veertigdagentijd

Overweging ter voorbereiding van 27-02-2023, maandag in de eerste week van de veertigdagentijd

Uit de dogmatische constitutie over de kerk van het Tweede Vaticaans Concilie

God wil alle mensen redden

De eeuwige Vader heeft de hele wereld geschapen door een vrij en niet te doorgronden raadsbesluit van zijn goedheid en wijsheid. Daarbij heeft Hij de mensen verheven tot deelneming aan het goddelijk leven.

Toen zij door de zonde van Adam gevallen waren, heeft Hij hen niet verlaten, maar hun onophoudelijk de middelen tot het heil verleend met het oog op Christus de Verlosser, die ‘het beeld is van de onzichtbare God, de eerstgeborene van heel de schepping’ (Kol. 1, 15).

Alle uitverkorenen heeft Hij ‘tevoren gekend en bestemd tot gelijkvormigheid met het beeld van zijn Zoon, opdat deze de eerstgeborene zou zijn onder vele broeders’ (Rom. 8, 29).

De Vader nu heeft besloten allen die in Christus geloven, samen te roepen in de heilige kerk. Reeds vanaf het begin van de wereld werd deze kerk voorafgebeeld; in de geschiedenis van het volk van Israël en in het oude verbond werd zij op wondere wijze voorbereid. In de laatste tijden is zij gesticht en door de uitstorting van de heilige Geest openbaar gemaakt, om aan het einde van de wereld op heerlijke wijze voltooid te worden. Dan zullen alle rechtvaardigen – zoals wij bij de heilige vaders lezen -, te beginnen met Adam, vanaf Abel de rechtvaardige tot de laatste uitverkorene toe, bij de Vader verzameld worden in de alomvattende kerk.

Zij die het evangelie nog niet hebben ontvangen, staan op verschillende wijzen in betrekking tot het volk van God.

In de eerste plaats komt het volk aan wie het verbond en de beloften werden gegeven en waaruit Christus is voortgekomen naar het vlees. Krachtens zijn uitverkiezing blijft dit volk bemind omwille van de aartsvaders, want God kent geen berouw over zijn genadegaven noch over zijn roeping (Rom. 11, 28b-29).

Het heilsplan omvat echter ook hen die de Schepper erkennen, onder hen vooral de moslims, die het geloof van Abraham belijden en met ons de ene, barmhartige God aanbidden die de mensen op de jongste dag zal oordelen.

Maar ook van anderen die in schaduwen en in beelden een onbekende God zoeken, is God zelf niet ver, want aan allen geeft Hij het leven, de adem, ja alles, en als Heiland wil Hij dat alle mensen gered worden (1 Tim. 2, 3-4).

Immers, zij die buiten hun schuld het evangelie van Christus en zijn kerk niet kennen, maar God met een oprecht hart zoeken en zijn wil, die door de uitspraken van hun geweten gekend wordt, onder invloed van de genade daadwerkelijk trachten te volbrengen, ook deze mensen kunnen het eeuwig heil verwerven. Evenmin onthoudt de goddelijke Voorzienigheid de noodzakelijke hulp ter zaligheid aan hen die buiten hun schuld nog niet tot de uitdrukkelijke erkenning van God gekomen zijn, en die – niet zonder Gods genade – zich inspannen om een rechtschapen leven te leiden.

Al wat bij deze mensen immers aan goedheid en waarheid te vinden is, beschouwt de kerk als een voorbereiding op het evangelie en als een gave van Hem die elke mens verlicht, opdat hij uiteindelijk het leven bezit.