Overweging ter voorbereiding van 24-03-2023, vrijdag in de vierde week van de veertigdagentijd

Overweging ter voorbereiding van 24-03-2023, vrijdag in de vierde week van de veertigdagentijd

Uit de geschriften van de heilige priester Petrus Canisius († 1597)

De liefde van de vernederde Christus

Wat door de profeet Jeremia gezegd is ‘Mijn liefde voor u duurt eeuwig. Ik blijf u altijd trouw’ (31, 3), wil ik ook toepassen op Christus die voor ons geleden heeft en gekruisigd is.

Hij heeft zijn onuitsprekelijke en ongelooflijke liefde voor ons het duidelijkst getoond toen Hij zichzelf ontledigd heeft. Hoewel Hij als Heer boven ons stond, heeft Hij zichzelf tot een onbelangrijke knecht gemaakt, die niet voor vol werd aangezien, uitgelachen werd en belachelijk gemaakt en een vloek van de wet werd, zoals Paulus zegt: ‘Vervloekt is al wie hangt aan een kruis’ (Gal. 3, 13).

Toen er een orkaan woedde waardoor alle mensen zouden kunnen omkomen, heeft Christus als een tweede Jona deze orkaan bedwongen, door uit eigen beweging geheel onder te gaan in het diepe van de zee van smarten, en met ziel en lichaam in de afgrijselijke golven van veel verdriet ondergedompeld te worden.

Hij had ons met veel minder moeite kunnen redden, maar Hij wilde ons laten zien hoe vurig Hij ons beminde. Daarom werd Hij gegeseld, met doornen gekroond, met nagels doorboord, gekruisigd, gerekend bij de misdadigers, onvoorstelbaar vernederd. Voor mensen die brutaal waren en Hem vijandig, bleef Hij zo hoffelijk dat Hij met uiterste genegenheid voor hen vergiffenis vroeg aan de hemelse Vader.

Bezield door diezelfde liefde heeft Hij stervend de zeven kruiswoorden uitgesproken. Zo heeft Hij alles ten einde gebracht wat gedaan moest worden om te vervullen wat de profeten voorzegd hadden, en het heil terug te geven aan het verloren menselijk geslacht.

Het was een uiting van zijn liefde om op het kruis zijn armen uit te strekken, zijn heilig hoofd op het moment van sterven te buigen, alsof Hij door een kus en omhelzing alle mensen voor zich zou willen winnen en allen allerhartelijkst uitnodigen om Hem ook te beminnen.

Christus heeft ons door eindeloos vele weldaden en gunsten al aangespoord om Hem lief te hebben. Maar stervend heeft Hij ons er bijzonder toe aangezet, zoals dat begrepen is in de woorden: ‘Wanneer Ik van de aarde zal zijn omhooggeheven, zal Ik allen tot Mij trekken’ (Joh. 12, 32). Daarom zegt Paulus: ‘God bewijst zijn liefde voor ons juist hierdoor, dat Christus voor ons is gestorven, toen wij nog zondaars waren’ (Rom. 5, 8).

Vervuld van liefde heeft Hij ons, die er ellendig aan toe waren en onderhevig aan een eeuwige verdoemenis, toch de moeite waard gevonden. Om ons te bevrijden en te verlossen heeft Hij helemaal geen rekening willen houden met zijn eigen onschuld en zondeloosheid, zijn waardigheid, de gaafheid van zijn lichaam, zijn heiligheid van leven, de voornaamheid van zijn karakter en de kostbaarheid van zijn bloed. Daardoor heeft Hij de hele wereld weer met zich verzoend en alles in de hemel en op aarde met elkaar in overeenstemming gebracht.

Over deze liefde heeft de apostel Johannes gezegd: ‘Jezus Christus, de getrouwe getuige, de eerstgeborene van de doden en de vorst van de koningen der aarde, Hij heeft ons liefgehad en van zonden verlost door zijn bloed. Hij heeft ons gemaakt tot een koninklijk geslacht van priesters voor zijn God en Vader’ (Apok. 1, 5). En eerder dan Johannes heeft Jesaja, om aan Christus eer te brengen, duidelijk beleden: ‘Waarlijk, het waren onze ziekten die Hij op zich nam, en onze smarten die Hij heeft gedragen; Hij werd doorstoken om onze weerspannigheid, om onze zonden gebroken: Hij werd gestraft; ons bracht het vrede, en dank zij zijn striemen is er voor ons genezing’ (Jes. 53, 4).