Overweging ter voorbereiding van 04-02-2023, zaterdag in de 4e week door het jaar

Overweging ter voorbereiding van 04-02-2023, zaterdag in de 4e week door het jaar

Uit het commentaar van de heilige priester Thomas van Aquino († 1274) op de brief aan de Romeinen

De roem van de Apostel

‘Hierop mag ik mij in Christus Jezus bij God beroemen. Want ik verstout mij niet over iets anders te spreken dan over hetgeen Christus door mij tot stand heeft gebracht voor de bekering van de heidenen, door woord en daad’ (Rom. 15, 17-18). De heidenen moeten ‘als een welkome gave’ (Rom. 15, 16) worden, dat wil zeggen: de heidenen worden door mijn ambtsuitoefening bekeerd. Hierdoor heb ik God als het ware een offer en een gave aangeboden, naar de woorden in de brief aan de Filippenzen: ‘Ook al wordt mijn bloed geplengd bij de offerdienst van uw geloof, dan nog wens ik mijzelf en u allen geluk’ (2, 17). Moge deze gave aanvaard worden, een gave aan God door de zuiverheid van mijn bedoeling: ‘Dan ontvangt Gij alle offers die Gij hebt bevolen, dan komt men weer offeren op uw altaar’ (Ps. 51 (50), 20). Moge deze gave ook geheiligd worden in de heilige Geest, namelijk door de liefde en de andere gaven van de heilige Geest: ‘Gij zijt geheiligd in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God’ (1 Kor. 6, 11).

Eerst geeft Paulus God de eer voor de resultaten die hij bereikt heeft. Daarom zegt hij: ik heb deze genade ontvangen en nauwgezet ten uitvoer gebracht waarvoor mij deze genade gegeven werd. Maar nu heb ik als een trouwe dienaar de eer, dat wil zeggen: de verdienste die deze eer waard is. ‘Ik zou liever sterven dan mij die roem laten ontnemen’ (1 Kor. 9, 15). Maar deze roem schrijf ik niet in de eerste plaats aan mijzelf toe, maar ik geniet die eer ‘in Christus Jezus’, dat wil zeggen: door Jezus Christus, door wiens kracht ik vruchtbaar heb kunnen werken. De Heer zegt immers: ‘Los van Mij kunt gij niets’ (Joh. 15, 5). Omdat de Zoon door de Vader alles in handen is gegeven, zoals bij Matteüs staat (vgl. 11, 27), en de Vader die in Hem blijft, zijn werk verricht (vgl. Joh. 14, 10), kent Hij deze roem uiteindelijk aan God de Vader toe. ‘Niet ons, Heer, niet ons, maar uw Naam komt de eer toe’ (Ps. 115 (113B), 1).

Paulus geeft ook de reden aan waarom hij dit gezegd heeft door eraan toe te voegen: ‘Want ik verstout mij niet over iets anders te spreken dan over hetgeen Christus door mij tot stand heeft gebracht’ (Rom. 15, 18), alsof hij wil zeggen: over de resultaten die door mij bereikt zijn, zal ik niets vertellen dat niet door middel van mij bereikt zou zijn. Anders zou ik geen eer hebben bij God, al had ik die wel bij de mensen. Dat wat ik vertel, vertel ik niet alsof het in de eerste plaats door mij is gedaan, maar als iets dat Christus door mij gedaan heeft. En daarom heb ik gezegd dat ik mij beroem ‘in Christus Jezus’. ‘Zelfs ons eigen werk hebt Gij voor ons verricht’ (Jes. 26, 12 – Vulg.).