Uit een brief van de heilige martelaar Cyprianus, bisschop van Carthago († 258)
Het vastberaden en standvastige geloof
Cyprianus groet zijn broeder Cornelius.
Ik heb, dierbare broeder, de heerlijke getuigenissen van uw geloof en moed gehoord. En ik heb met zoveel vreugde uw eervolle geloofsbelijdenis vernomen, dat ik mezelf rekende tot metgezel en deelgenoot in dat eervolle en verdienstelijke gedrag. Welke hoogwaardigheidsbekleder zou zich niet verheugen over de eervolle daden van een collega, alsof het zijn eigen daden waren? Wij delen immers in één kerk, in één gemeenschappelijke gezindheid en in één onafscheidelijke eendracht. Of welke broeders, waar ook ter wereld, zouden zich niet mee verheugen over een gelukkig gebeuren bij hun medebroeders?
Ik kan niet goed onder woorden brengen, hoe groot mijn uitbundige vreugde en blijdschap was, toen ik op de hoogte werd gesteld van uw succesvol en moedig handelen. U hebt zich onder uw broeders als leider opgesteld in het geloofsgetuigenis, maar evengoed heeft uw geloofsgetuigenis baat gehad bij die van uw medebroeders. Zodoende zult u, terwijl u voorgaat op de weg naar de roem, velen tot metgezellen in de roem maken. En u zult het volk overreden om zich tot het geloof te bekennen, terwijl u als eerste bereid bent dit geloofsgetuigenis ten overstaan van allen af te leggen. Zodoende weet ik niet wat ik eerder in u zou moeten roemen, uw vastberaden en standvastig geloof of uw onafscheidelijke liefdesband met uw broeders en zusters. De deugd van u, als bisschop die voorgaat, heeft zich in het openbaar gemanifesteerd, de eenheid van de broederlijke gemeenschap die de bisschop navolgt, is bewezen. Omdat u één van hart en één van stem zijt, heeft in feite de hele kerk van Rome haar belijdenis afgelegd.
Dierbare broeder, het geloof dat de heilige Apostel reeds in u geprezen heeft, is aan het licht getreden. Toen al voorzag hij in zijn geest uw loffelijk handelen en uw vastberadenheid, en terwijl hij de toekomst verkondigde en nadrukkelijk sprak over uw verdiensten, prees hij tegelijkertijd de ouders en spoorde hij de kinderen aan. Wanneer u zo eensgezind en dapper zijt, geeft u ook de overige broeders en zusters een voorbeeld van eensgezindheid en dapperheid.
De voorzienigheid van de vermanende Heer onderwijst ons en de heilzame raadgevingen van de goddelijke barmhartigheid houden ons voor, dat de dag van onze strijd en van ons gevecht reeds op komst is. Daarom geef ik op grond van onze wederzijdse liefde die ons verenigt, dierbare broeder, zo uitdrukkelijk mogelijk de volgende raadgeving: laten wij ons onophoudelijk met heel het volk toeleggen op vasten, waakzaamheid en gebed. Dat zijn onze hemelse wapens. Zij stellen ons in staat stand te houden en dapper te volharden. Dat zijn onze geestelijke pijlers en de goddelijke wapens die ons beschermen.
Laten wij aan elkaar denken, in eendracht en eensgezindheid. Laten wij altijd, waar dan ook, voor elkaar bidden. Wanneer ons iets bedrukt of iets ons in het nauw brengt, laten wij het dan door wederzijdse liefde draaglijk maken.
Wanneer wij strijden voor het geloof, ziet God ons, zien zijn engelen ons, ziet ook Christus ons. Welk een heerlijkheid, welk een zaligheid te strijden voor Gods aanschijn en door Christus, de rechter, te worden gekroond.
Laten wij ons wapenen met alle krachten en ons tot de strijd uitrusten met een onbedorven geest, met een zuiver geloof en toegewijde deugd.
Welk een heerlijkheid, welk een zaligheid te strijden voor Gods aanschijn en door Christus, de rechter, te worden gekroond.