Overweging ter voorbereiding van 13-10-2024, 28e zondag door het jaar

Uit een brief van Hadewijch († 1260)

De verheven ziel wendt zich liefdevol tot de mensen

Het schouwen dat van nature in de ziel geschapen is, is de liefde tot God. Dit schouwen bezit twee ogen: de minne en de rede. De rede kan God niet schouwen tenzij in wat Hij niet is. De minne vindt geen rust tenzij in wat Hij is.

De rede heeft haar veilige paden waarlangs zij voorwaarts gaat, terwijl de minne weet dat zij te kort schiet. Dit helpt haar echter meer vooruit dan de rede. De rede leidt tot God door wat God niet is, maar de minne merkt niet op wat niet God is. Zij verheugt zich om haar onvermogen tegenover Hem. De rede kent meer voldoening dan de minne, maar de minne smaakt, meer dan de rede, de heerlijkheid van het geluk.

Toch helpen zij elkander zeer, want de rede toont aan de minne wat zij weten moet en de minne verlicht de rede. Als de rede zich dan overgeeft aan de gloed van de minne en zich – binnen redelijke perken – door de minne dwingen laat en binden, zijn zij samen in staat tot zeer grote dingen. Maar dit kan men niet leren, tenzij door ervaring. Want de wijsheid laat er zich niet mee in, te peilen naar die wonderlijke en grondeloze hartstocht, verborgen voor ieder wezen dat het smaken van de minne niet kent.

‘In deze vreugde kan zich geen vreemde mengen’ (Spr. 14, 10), noch iemand die de minne niet kent, alleen maar de ziel die moederlijk gevoed is door de tucht van vaderlijke barmhartigheid, zodat zij met God onafscheidelijk verbonden is en in zijn gelaat haar vonnissen leest en in vrede aanvaardt.

Maar als die verheven ziel terugkeert tot de mensen en tot de menselijke dingen, vertoont zij een gelaat, zo stralend blij en verheerlijkt door de balsem van de liefde dat zij – in al wat de minne verlangt – zich liefdevol tot de mensen wendt. Door de oprechtheid echter en rechtvaardigheid van de beschikkingen die zij in Gods aanschijn gelezen heeft, komt zij bij onedele mensen over als angstwekkend en zonderling. Want als laaggestemden zien dat zij geheel geworteld is in waarheid en in alle opzichten een ingetogen leven leidt, hoe ontstellend en verschrikkelijk lijkt zij hun dan te zijn.