Overweging ter voorbereiding van 15-02-2023, woensdag in de 6e week door het jaar

Overweging ter voorbereiding van 15-02-2023, woensdag in de 6e week door het jaar

Uit het boek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430), over de maagdelijkheid

De kerk is zoals Maria: tegelijk moeder en maagd

De kerk is zoals Maria: tegelijk moeder en maagd. Als zij namelijk geen maagd is, voor de ongereptheid van wie dragen wij dan zorg? Als zij geen moeder is, van wie spreken wij dan de kinderen toe? Maria heeft naar het lichaam het hoofd van dit lichaam ter wereld gebracht, de kerk brengt naar de geest de ledematen van dit hoofd ter wereld. In beiden is de maagdelijkheid geen belemmering voor de vruchtbaarheid, in beiden neemt de vruchtbaarheid de maagdelijkheid niet weg.

Daar dus de kerk in haar geheel heilig is naar lichaam en geest, zonder echter in haar geheel maagd te zijn naar het lichaam, wel naar de geest, hoeveel heiliger is ze dan in haar ledematen in wie ze maagd is naar het lichaam en naar de geest!

In het evangelie staat geschreven dat Christus op het bericht dat zijn moeder en zijn broeders, dit wil zeggen: zijn verwanten naar het vlees, buiten stonden te wachten, omdat zij niet tot Hem konden komen vanwege de grote menigte, het volgende antwoordde: ‘Wie is mijn moeder of wie zijn mijn broeders? En met een gebaar naar zijn leerlingen zei Hij: dit zijn mijn broeders; ieder namelijk die de wil van mijn Vader doet, die is mijn broeder, mijn moeder en mijn zuster’ (Mt. 12, 48-50). Wat anders leert Hij ons daarmee dan dat we onze geestelijke betrekkingen moeten stellen boven de verwantschap naar het vlees, en dat de band van de verwantschap naar het vlees met rechtvaardigen en heiligen de mens niet gelukzalig maakt, maar wel de verbondenheid die ontstaat door gehoor te geven aan hun leer en door hun levenswandel na te volgen.

Maria is derhalve gelukzaliger vanwege de aanvaarding van het geloof in Christus dan vanwege de ontvangenis van het vlees van Christus. De Heer heeft immers aan de vrouw die uitriep: ‘Gelukzalig de schoot die U gedragen heeft!’ geantwoord: ‘Veeleer gelukzalig die naar het woord van God luisteren en het onderhouden!’ (Lc. 11, 27-28).

Wat voor baat tenslotte hebben zijn broeders, dat wil zeggen: zijn verwanten naar het vlees die niet in Hem geloofd hebben, gevonden bij die verwantschap? Zo zou ook de verwantschap als moeder, Maria totaal geen baat gebracht hebben, als zij Christus niet met meer vrucht in haar hart dan in haar vlees gedragen had.

Al deze verwantschapsbetrekkingen verwezenlijkt Hij op geestelijke wijze in het volk dat Hij heeft verlost: als zijn broeders en zusters heeft Hij de heilige mannen en vrouwen, aangezien zij zijn medeërfgenamen zijn in de hemelse erfenis. Zijn moeder is de hele kerk, omdat zij het is die door Gods genade zijn ledematen, dat wil zeggen: degenen die in Hem geloven, ter wereld brengt. Evenzo is zijn moeder iedere vrome ziel, wanneer zij in een zeer vruchtbare liefde de wil van zijn Vader volbrengt in degenen om wie ze weeën doorstaat, totdat Hijzelf in hen gestalte aanneemt (vgl. Gal. 4, 19). Maria is dus, door de wil van God te doen, naar het lichaam alleen maar de moeder van Christus, naar de geest is zij echter zowel zijn zuster als zijn moeder.