Overweging ter voorbereiding van 16-12-2022, vrijdag in de derde week van de advent

Overweging ter voorbereiding van 16-12-2022, vrijdag in de derde week van de advent

Uit het commentaar van de heilige Cyrillus, bisschop van Alexandrië († 444), op de profeet Micha

Al wie uit het geloof is, wordt gezegend met Abraham die geloofde

Het mysterie van Christus doet ons versteld staan. Het gaat ieder menselijk besef te boven, ook al weten wij Gods mildheid jegens ons te bewonderen. Daarom roept de schrijver Habakuk uit bewondering voor het plan van de menswording in heldere woorden uit: ‘Heer, ik heb van uw roemruchte daden gehoord, vol ontzag heb ik uw werken vernomen’ (Hab. 3, 2). De eniggeboren Zoon bezat de gestalte van God en was de gelijke van de Vader. Hij was rijk als God en Hij is arm geworden, opdat wij door zijn armoede rijk zouden worden (vgl. 2 Kor. 8, 9), om te redden wat verloren was, om het zwakke te versterken, het verbrijzelde te verbinden, het gestorvene tot leven te brengen, het bevlekte te reinigen, en de slaaf van geboorte op een eervolle wijze tot kind van God aan te nemen. Uit aller mond moet het voor Hem klinken: ‘Welke God is zoals Gij?’ (Mich. 7, 18). Inderdaad, goed en vergevensgezind, een God die de overgeblevenen van zijn erfdeel hun zonden kwijtscheldt. Daarmee zijn zij bedoeld uit Israël, die het geloof hebben aanvaard, terwijl het overgrote deel verloren is gegaan, omdat zij het geloof hebben afgewezen.

‘Die zijn toorn niet altijd laat duren’ (Mich. 7, 18). We zijn immers in Adam buitengeworpen, maar in Christus opgenomen. De Heer heeft in Adam een vloek, maar in Christus opnieuw een zegen uitgesproken. ‘Zoals immers – zegt de Schrift – door de fout van één allen gestorven zijn, zo zullen ook in de gerechtigheid van één allen leven’ (Rom. 5, 15). Hij heeft dus zijn toorn laten varen, ‘want Hij vindt zijn vreugde in goedheid’ (Mich. 7, 18). In de tijd van een hernieuwde barmhartigheid – dat wil zeggen: van zijn menswording – heeft Hij de zonden van allen als in een zee doen ondergaan. Hij heeft, zegt de Schrift, aan de heilige aartsvaders, aan Abraham en Jakob, beloofd hun zaad talrijk te zullen maken als de sterren aan de hemel. Daarom zal Hij geven wat Hij beloofd heeft. Zij zullen vader van vele volkeren genoemd worden, want hun kinderen naar het vlees in Israël maar ook die uit de belofte, zullen nakomelingen ontvangen.

Dat zijn de kinderen van het geloof. Zij zijn uit de onbesnedenen, zoals men zegt, en uit hen die volgens de wet besneden zijn, als het ware tot een eenheid in de Geest versmolten. Er staat immers: ‘Niet allen die uit Israël stammen, behoren tot Israël, maar de kinderen van de belofte worden als nageslacht beschouwd’ (Rom. 9, 6.8). Want allen die uit het geloof zijn, worden gezegend, samen met Abraham die geloofde. En deze zegen – zo begrijpen wij – komt door de genade van Christus, door wie en in wie aan God, onze Vader, met de heilige Geest de heerlijkheid is in de eeuwen der eeuwen. Amen.