Overweging ter voorbereiding van 09-12-2022, vrijdag in de tweede week van de advent

Overweging ter voorbereiding van 09-12-2022, vrijdag in de tweede week van de advent

Uit de geschriften van Pierre kardinaal de Bérulle († 1629)

Het verlangen naar de Messias

kardinaal Pierre de Bérulle

Met grote wonderen brengt God een volk bijeen om het de wet te geven. Dit volk leeft slechts vanuit de verwachting van de Messias, en de wet ziet uit naar die Verlosser, maar ze bereikt Hem niet. De wet beeldt Hem uit, maar geeft Hem niet. Zij kondigt Hem aan, doch toont Hem niet. Zij belooft Hem, maar schenkt Hem niet. Zij verwacht Hem, maar ontvangt Hem niet. Zij stelt ons op de hoogte van onze kwalen, maar geneest ons niet. Zij wijst het geneesmiddel aan, doch past het niet toe. De mens moet vele eeuwen naar de Messias verzuchten en verlangen, en moet die Verlosser verwachten. In tranen en verzuchtingen is het onze troost aan Hem te denken, ons geluk naar Hem te verlangen, ons heil op Hem te hopen en is het onze godsdienst zijn afschaduwing te beschouwen en onze geestelijke honger te stillen, niet met zijn aanwezigheid maar met ons verlangen naar Hem, niet met Hemzelf maar met zijn voorafbeeldingen. Dodelijk gewond, moeten wij onze blikken vestigen op de bronzen slang, op de vuurzuil die ons in de nacht van ons ongeloof leidt, het licht dat voor ons schijnt, terwijl de Egyptenaren in duisternis zijn. En als wij van de aarde onze ogen opslaan, zien wij aan de hemel de regenboog die hemel en aarde verbindt en die God gegeven heeft als teken van zijn verbond met de mensen. Deze boog verbeeldt de zachte en sterke macht, waardoor de liefde van de eeuwige Vader uit de hoogste hemel naar de aarde wordt gezonden: de enige en welbeminde Zoon in wie Hij zijn welbehagen heeft gesteld.

Zo hebben natuur en wet de tijd van de messiaanse verwachting doorleefd; de natuur door naar de Verlosser te verlangen, de wet door Hem uit te beelden. En gedurende die tijd leeft Jezus, leeft Hij reeds vóór zijn menswording. Hij leeft, niet in zijn eigen lichaam maar in dat van de wet, Hij leeft in de geest van de profeten, in het gezagvolle optreden van de aartsvaders, Hij leeft in het geloof van de volken, in de verwachting van Israël. Hij leeft in de smeekbeden van de rechtvaardigen, in de verzuchtingen van de natuur die de last van het bederf niet meer kan dragen en slechts leeft in de verwachting van haar Verlosser. Wie van de groten der aarde en van de koningen heeft zo geleefd, alvorens op aarde te leven? Dat komt alleen Jezus toe; het is een teken van zijn grootheid, van zijn geheel eigen persoonlijkheid en van zijn godheid. Alle aartsvaders en profeten zijn slechts om Hem, bestaan als zodanig alleen om Hem; zijn profeten zijn er alleen om over Hem te spreken, zijn aartsvaders bestaan slechts om stamvaders te zijn van de voorouders van de Messias. Indien God, vóór de menswording van zijn Zoon, de wet en de godsdienst al op Hem richt, hoeveel te meer moeten wij dan, na Jezus’ geboorte en kruisdood, onze ijver en onze godsvrucht op Hem als middelpunt richten, op de zegepraal van zijn leven, op zijn macht en heerlijkheid.