Overweging ter voorbereiding van 16-07-2022, zaterdag in de 15e week door het jaar

Overweging ter voorbereiding van 16-07-2022, zaterdag in de 15e week door het jaar

Uit de Belijdenissen van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430)

Heel mijn hoop is alleen gevestigd op uw overgrote barmhartigheid

H. Augustinus

Waar heb ik U gevonden, zodat ik U leerde kennen? Want voordat ik U leerde kennen, waart Gij nog niet in mijn geheugen. Waar heb ik U dan gevonden, zodat ik U leerde kennen. Waar anders dan in U, boven mijzelf? Er is geen sprake van een plaats, als wij ons van U verwijderen of naar U toekomen, er is geen sprake van een plaats.

Waarheid, overal verleent Gij gehoor aan allen die U raadplegen, en aan allen tegelijk geeft Gij antwoord, ook al raadplegen zij U over verschillende dingen. Duidelijk antwoordt Gij, maar niet allen horen duidelijk. Allen raadplegen U over hetgeen zij willen, maar niet altijd horen zij wat ze willen. Uw beste dienaar is hij die niet zozeer van U verlangt te horen wat hij zelf wil, maar veeleer wil wat hij van U hoort.

Te laat heb ik U liefgekregen, schoonheid, zo oud en toch zo nieuw, te laat heb ik U liefgekregen. Gij waart in mijn binnenste en ik was buiten en daar zocht ik U, en ik, wanstaltig als ik was, stortte mij op de schone dingen die Gij hebt gemaakt. Gij waart bij mij en ik was niet bij U. Die dingen hielden mij ver van U, die niet zouden bestaan, als zij niet in U bestonden. Gij hebt geroepen en geschreeuwd en mijn doofheid doorbroken; Gij hebt gefonkeld en geschitterd en mijn blindheid verdreven; Gij hebt een aangename geur verspreid, ik heb die ingeademd en nu snak ik naar U; ik heb geproefd en nu honger en dorst ik; Gij hebt mij aangeraakt en ik ben ontvlamd in verlangen naar uw vrede.

Wanneer ik U zal aanhangen met heel mijn wezen, zal er voor mij nergens meer leed zijn, nergens meer last; dan zal mijn leven, geheel vervuld van U, een levend leven zijn. Nu echter – want Gij maakt alles licht voor hen die Gij vervult – ben ik mijzelf tot last, omdat ik niet vervuld ben van U. Er is strijd tussen mijn vreugde waar ik om wenen, en mijn droefheid waar ik mij om verblijden moet; en aan welke zijde de overwinning zal zijn, weet ik niet. Wee mij! Heer, ontferm U over mij!

Wee mij! Ziehier mijn wonden, ik verberg ze niet: Gij zijt de geneesheer, ik ben ziek; Gij zijt barmhartig, ik erbarmelijk. Is dan het leven van de mens op aarde geen beproeving? (vgl. Job 7, 1)

Wie zou lasten en moeilijkheden wensen? Gij beveelt ze te verdragen, niet ze te beminnen. Niemand bemint wat hij verdraagt, ook al bemint hij de kunst om te verdragen. Want al verheugt hij zich dat hij iets verdraagt, toch heeft hij liever dat er niets te verdragen valt. Voorspoed verlang ik in tegenspoed, tegenspoed vrees ik in voorspoed. Is daartussen een midden, waar het mensenleven geen beproeving is? Wee de voorspoed van deze wereld, eenmaal en andermaal wee, omdat men tegenspoed blijft vrezen en omdat wereldse vreugde vergankelijk is. Wee de tegenspoed van deze wereld, eenmaal en andermaal en ten derde male wee, omdat men naar voorspoed blijft verlangen en tegenspoed op zichzelf hard is, en onze draagkracht dreigt te breken. Is dan het leven van de mens op aarde geen beproeving zonder respijt?

Al mijn hoop is enkel en alleen gevestigd op uw overgrote barmhartigheid.