Overweging ter voorbereiding van 27-06-2022, maandag in de 13e week door het jaar

Overweging ter voorbereiding van 27-06-2022, maandag in de 13e week door het jaar

Uit het commentaar van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430), op psalm 122 (121)

Het geluk in het huis van God

‘Nu mag mijn voet, Jeruzalem, uw poorten binnentreden!’ (Ps. 122 (121), 2). Je hebt gevraagd wat het huis van de Heer is, welnu: hier is het! In dit huis wordt de bouwheer geprezen. Hij is het geluk van allen die in zijn huis wonen. Op aarde is Hij onze enige hoop, daar is Hij de werkelijkheid. Wat moeten zij dan denken die zich daarheen haasten? Alsof zij er al zijn, alsof ze er al staan! Het is geweldig om daar te zijn te midden van de engelen zonder dat je vandaar naar beneden stort.

heilige bisschop Augustinus

Wie van het huis van de Heer is afgevallen, staat niet in de waarheid. Wie echter niet is afgevallen, die staat in de waarheid. Wie van God geniet, bevindt zich daarin; wie echter alleen van zichzelf genieten wil, die valt naar beneden. En wie anders wil van zichzelf genieten dan de mens die hoogmoedig is?

Daarom zeiden zij die voor altijd de poorten van Jeruzalem wilden binnentreden: ‘Wij zullen in uw licht het Licht aanschouwen’ (Ps. 36 (35), 10), en dus niet: ‘in mijn licht’. Verder horen wij: ‘Bij U ontspringt de bron die leven geeft’ (Ps. 36 (35), 10), en niet: ‘bij mij’. En luister wat de psalmist daaraan toevoegt: ‘Verhoed dat trotse voeten mij vertrappen, dat wrede handen mij te pletter slaan. Ziet, zij die kwaad bedrijven, zijn gevallen, zij zijn verslagen en staan nooit meer op’ (Ps. 36 (35), 12-13).

Als de hoogmoedigen niet kunnen standhouden, dan moet men in alle geval met deemoed naar Jeruzalem opgaan, zodat men kan zeggen: ‘Nu mag mijn voet, Jeruzalem, uw poorten binnentreden!’ (Ps. 122 (121), 2). Gedenk hoe gij daar zult zijn! Nu zijt gij nog onderweg, maar denk gerust dat gij er als het ware reeds zijt, eeuwig gelukkig samen met de engelen. In u wordt werkelijkheid wat de Schrift zegt: ‘Gelukkig zij, die wonen in uw huis, o Heer, die U daar altijd mogen prijzen’ (Ps. 84 (83), 5).