Overweging ter voorbereiding van 07-06-2022, dinsdag in de 10e week door het jaar

Overweging ter voorbereiding van 07-06-2022, dinsdag in de 10e week door het jaar

Uit de brief van de heilige martelaar Polycarpus, bisschop van Smyrna († ca. 156), aan de christenen van Filippi

In zijn eigen persoon heeft Christus ons een voorbeeld gegeven

De presbyters of oudsten moeten menslievend zijn en goed voor allen. Zij moeten de afgedwaalden terugbrengen, alle zieken bezoeken en mogen weduwe, wees en behoeftige niet verwaarlozen. Laten zij er altijd op bedacht zijn het goede te doen voor het oog van God en van de mensen (vgl. 2 Kor. 8, 21). Zij dienen zich te onthouden van elke vorm van toorn, van aanzien des persoons en onrechtvaardig oordeel. Ook moeten zij zich verre houden van geldzucht en niet te snel kwaad veronderstellen bij de ander. In hun oordeel moeten zij niet al te streng zijn, in het besef dat wij allen onze tol aan de zonde moeten betalen.

heilige Polycarpus

Als wij dus de Heer bidden dat Hij ons vergeeft, moeten ook wij kunnen vergeven, want wij leven onder de ogen van onze Heer en God, en ‘allen zullen wij verschijnen voor de rechterstoel van God en ieder van ons zal rekenschap moeten afleggen voor zichzelf’ (Rom. 14, 10-12). Laten wij Hem daarom dienen met eerbied en ontzag (vgl. Heb. 12, 28), zoals Hij ons heeft bevolen, Hij en de apostelen die ons het evangelie hebben gepredikt, en de profeten die ons de komst van de Heer hebben aangekondigd. Laten wij ijverig het goede nastreven en ons afzijdig houden van ergernissen, valse broeders en van huichelaars die de naam van de Heer dragen en domme mensen in dwaling brengen.

Ieder die niet belijdt dat Jezus Christus werkelijk mens is geworden, is een antichrist (vgl. 1 Joh. 4, 2-3). Zo ook is ieder die niet belijdt dat Hij de kruisdood heeft ondergaan, een kind van de duivel. En wie de woorden van de Heer naar eigen believen verdraait en beweert dat er noch verrijzenis noch oordeel zal zijn, is de eerstgeborene van satan.

Laten wij ons daarom afwenden van het dwaze gepraat van velen en van valse leerstellingen, en terugkeren tot de leer die ons van den beginne is overgeleverd. Daarbij moeten wij nuchter zijn om te bidden (vgl. 1 Petr. 4, 7), volharden in het vasten en God, die alles ziet, in onze gebeden smeken dat Hij ons niet in bekoring leidt, want de Heer heeft gezegd: ‘De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak’ (Mt. 26, 41).

Laten wij dus onafgebroken vasthouden aan de hoop en aan het onderpand van onze gerechtigheid, Jezus Christus, die ‘in zijn eigen lichaam onze zonden op het kruishout heeft gedragen’ (1 Petr. 2, 24), die ‘geen zonde heeft gedaan en in wiens mond geen bedrog is gevonden’ (1 Petr. 2, 22), maar die alles heeft verdragen omwille van ons, opdat wij in Hem zouden leven. Laten wij navolgers zijn van zijn geduld en Hem eer brengen als wij voor zijn Naam moeten lijden. In zijn eigen persoon immers heeft Hij ons dit voorbeeld gegeven en dit hebben wij gelovig aanvaard.