Ter voorbereiding van de vrijdag in week 33 door het jaar 1, 19-11-2021

Ter voorbereiding van de vrijdag in week 33 door het jaar 1, 19-11-2021

Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430), over de herders

De vele goede herders en de ene Herder

Christus weidt jullie met gerechtigheid. Hij onderscheidt zijn schapen van de schapen die niet van Hem zijn. ‘Mijn schapen luisteren naar mijn stem en zij volgen Mij’ (Joh. 10, 27).

Hier vind ik alle goede herders terug in de ene herder. Goede herders ontbreken niet, maar ze zijn in die éne. Als ze verdeeld zijn, zijn ze met velen. Hier wordt één herder verkondigd, omdat de hele tekst de eenheid aanbeveelt. Het is niet waar dat er nu over ‘herders’ gezwegen wordt en dat de Heer over één herder spreekt, omdat Hij niemand gevonden had aan wie Hij zijn schapen kon toevertrouwen. Hij vertrouwde hen wel toe aan iemand op het ogenblik dat Hij Petrus gevonden had. Ja, ook in Petrus heeft Hij de eenheid aanbevolen. Er waren veel apostelen, maar slechts tegen één wordt er gezegd: ‘Weid mijn schapen’ (Joh. 21, 17). Het is dus niet juist dat er vandaag geen goede herders zijn. Wij moeten ervoor zorgen dat ze niet ontbreken. God in zijn barmhartigheid moet ervoor zorgen goede herders te verwekken en aan te stellen.

We kunnen in ieder geval stellen: als er goede schapen zijn, zijn er ook goede herders. Van goede schapen worden immers goede herders gemaakt. Maar alle goede herders zijn in de ene herder en zijn één. Zij weiden de schapen, maar eigenlijk is het Christus die weidt. De vrienden van de bruidegom laten hun eigen stem niet klinken, maar zijn zeer verheugd om de stem van de bruidegom. Hij is het dus die weidt als zij weiden. Hij zegt: ‘Ik weid’, omdat zijn stem in hen klinkt en zijn liefde in hen is. Toen Hij zijn schapen aan Petrus toevertrouwde als aan zijn plaatsvervanger, wilde Hij hem één maken met zichzelf. Hij wilde hem zo zijn schapen toevertrouwen dat Hijzelf het hoofd zou zijn en Petrus het lichaam zou vertegenwoordigen, dat wil zeggen: de kerk. Als bruid en bruidegom zouden zij dan twee in één vlees zijn.

Wat heeft de Heer daarom tegen Petrus gezegd alvorens hem zijn schapen toe te vertrouwen om ze niet zomaar aan een ander te geven? Petrus, bemin je Mij? Hij antwoordde: ik bemin U. En vervolgens: bemin je Mij? Hij antwoordde: ik bemin U. En voor de derde maal: bemin je Mij? En hij antwoordde: ik bemin U (vgl. Joh. 21, 15-17). De Heer versterkt de liefde om een stevige grondslag voor de eenheid te hebben. Hij is dus de ene herder die weidt in hen en zij weiden in die ene.

De Schrift zwijgt over de herders, maar toch niet helemaal. De herders roemen, maar ‘als iemand wil roemen, moet hij roemen in de Heer’ (2 Kor. 10, 17). Dat wil zeggen: Christus weiden, in Christus weiden, met Christus weiden, buiten Christus niet zichzelf weiden. Het gaat hier eigenlijk niet over een gebrek aan herders, alsof de profeet toekomstige slechte tijden voorspeld zou hebben. De Heer heeft niet gezegd: Ik zal mijn schapen weiden, omdat Ik niemand heb aan wie Ik ze kan toevertrouwen. Zelfs toen Petrus en de andere apostelen nog in leven waren, heeft die ene in wie allen één zijn, gezegd: ‘Ik heb nog andere schapen die niet uit deze schaapstal zijn. Ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem luisteren en het zal worden: één kudde, één herder’ (Joh. 10, 16).

Laten allen dus in de ene herder zijn en met de ene stem van die herder spreken. Dan zullen de schapen hem horen en hun herder volgen, niet de een of ander maar de ene herder. Laten allen in Hem éénstemmig spreken, niet meerstemmig. ‘Broeders en zusters, ik doe een beroep op u: weest allen eensgestemd, laat er geen verdeeldheid onder u zijn’ (1 Kor. 1, 10). De schapen moeten deze stem horen: de stem die vrij is van alle verdeeldheid en gezuiverd van elke dwaalleer. Ze moeten hun herder volgen die zegt: ‘Mijn schapen luisteren naar mijn stem en zij volgen Mij’ (Joh. 10, 27).