Ter voorbereiding van de viering van woensdag 27-10-2021

Ter voorbereiding van de viering van woensdag 27-10-2021

Uit een preek van de heilige paus Leo de Grote († 461) over de zaligsprekingen

De gelukzaligheid van Christus’ rijk

Nadat de Heer de zaligmakende armoede had aangeprezen, vervolgde Hij: ‘Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden’ (Mt. 5, 4). Dit treuren, geliefden, waaraan de belofte van eeuwige vertroosting is verbonden, heeft niets te maken met de droefheid van deze wereld, want de klachten en zuchten die overal door mensen worden geslaakt, maken niemand gelukkig. Maar heilige verzuchtingen en godvruchtige tranen hebben een andere reden. Geestelijke droefheid heeft betrekking op eigen zonden of op die van een ander: men is bedroefd, niet om wat wordt gedaan door de goddelijke gerechtigheid, maar om wat wordt misdaan door menselijke slechtheid. Hierbij is de dader van het kwaad meer te beklagen dan degene die het kwaad verduurt, want het bedreven kwaad leidt voor de zondaar tot straf, maar het verdragen ervan leidt voor de rechtvaardige tot groter eer.

Vervolgens zegt de Heer: ‘Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten’ (Mt. 5, 5). Deze belofte geldt hen die zachtmoedig zijn en gewillig, eenvoudig en bescheiden, mensen die bereid zijn allerlei onrecht te verdragen. Over dit beloofde erfdeel, het land dat zij zullen bezitten, mag men niet geringschattend denken, alsof dit iets geheel anders zou zijn dan de hemelse woonplaats. Zij immers, en geen anderen, mogen het rijk der hemelen binnengaan. Het land dat aan de zachtmoedigen is beloofd en dat aan gewillige mensen zal worden geschonken, is de verrijzenis van het lichaam. Vanwege hun verdienstelijke nederigheid zal immers het lichaam van de heiligen op gelukkige wijze een verandering ondergaan en met de glorie van de onsterfelijkheid worden bekleed. Voortaan zal dit lichaam zich in geen enkel opzicht meer verzetten tegen de geest, maar volledig instemmen met wat de geest wil. Dan zal de innerlijke mens ongestoord en ten volle heer en meester zijn van de uitwendige mens.

De zachtmoedigen zullen dus in eeuwige vrede het land bezitten, en in geen enkel opzicht zal aan hun recht te kort worden gedaan. Want ‘dit vergankelijke moet met onvergankelijkheid worden bekleed en dit sterfelijke met onsterfelijkheid’ (1 Kor. 15, 53). Zo zal wat eens een gevaar betekende, worden bekroond en wat een last voor hen was, hun tot eer strekken.