Ter voorbereiding van de viering van woensdag 01-09-2021

Ter voorbereiding van de viering van woensdag 01-09-2021

Uit de geschriften van de priester Flor Hofmans († 1967)

Een rijk van rechtvaardigheid

priester Flor Hofmans

Zou het waar kunnen zijn dat iemand die regelmatig en met oprechte instelling het evangelie leest, niet voortdurend wordt opgeschrikt uit zijn sociale gerustheid? Is het aannemelijk en verdedigbaar dat de christelijke gemeenschap, in trouw aan het evangelie, zich afzijdig kan houden van de reusachtige strijd om rechtvaardigheid, en slechts tussenbeide komt om de bestaande toestand te handhaven, en aldus van de hulp van de machtigen te blijven genieten of haar eigen belangen te verdedigen?

Dit zou verwonderlijk zijn, want Jezus is toch een profeet geweest. Was het niet eigen aan de profeten, vanaf de eerste grote die Amos heette en schaapherder was, met bulderende stem tekeer te gaan tegen allen die schatten van onrecht en geweldpleging opstapelden in hun paleizen, de zwakke vertrapten en hem de belasting op koren afpersten, om zelf huizen van hardsteen te kunnen bouwen (vgl. Am. 3, 10; 5, 11; 6, 4); die steekpenningen aannamen en bij de rechtspraak in de stadspoort de armen opzijdrongen; die zich ver hielden van alle ellende, zich stevig installeerden op de zetel van het geweld en zich lui uitstrekten op ivoren rustbedden om de allerfijnste wijn te drinken? ‘Het is uit met de bende van die slempers, is de godsspraak van de Heer!’ (Am. 6, 7-8). Als Amos de arme verdedigt die om een paar schoenen verkocht wordt (vgl. Am. 2, 6), en Jezus al dadelijk uitroept dat de armen zalig zijn en het Godsrijk voor hen is, plaatst dat ons niet in dezelfde sfeer van concrete noden en de eis van tastbare daden?

Jezus moet ook geweten hebben dat de Messias op bijzondere wijze de heraut en de hersteller zou zijn van het recht, zoals een lange profetische traditie dat eiste. Speciaal van de lijdende dienaar van de Heer met wie Christus zich zou vereenzelvigen, was gezegd dat hij aan de volken het recht zou verkondigen, de smeulende pit niet doven, en niet wankelen tot hij over heel de aarde het recht zou gevestigd hebben; hij zou de blinden de ogen openen en de gevangenen uit de kerker verlossen. Niemand vatte die woorden louter geestelijk op; Matteüs vindt de voorspelling vervuld in de genezingen die Jezus verricht.

We moeten zelfs verder gaan. Wanneer we onbevooroordeeld het evangelie aanhoren en ons niet verschuilen achter allerlei theorieën, dan moeten we bekennen dat Jezus’ veroordeling van de onrechtvaardigheid nog grondiger en verschrikkelijker is dan die van de profeten. Nergens werd zo duidelijk de keuze gesteld: ‘Niemand kan twee heren dienen; gij kunt niet God dienen en de mammon’ (Mt. 6, 24). ‘Het is gemakkelijker voor een kameel door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke in het koninkrijk Gods te komen’ (Mt. 19, 24). Maar ook is Jezus positief en hinderlijk praktisch: ‘Verkoop wat ge bezit en geef het aan de armen’ (Mt. 19, 21).