Ter voorbereiding van de viering van dinsdag 31-08-2021

Ter voorbereiding van de viering van dinsdag 31-08-2021

Uit de brief, toegeschreven aan Barnabas (ca. 130)

De nieuwe wet van onze Heer

H. Barnabas

God heeft de oude offers afgeschaft, opdat de nieuwe wet die niet het juk draagt van de noodzaak, geen offers zou hebben die door mensen zijn gemaakt. Hij zegt: heb Ik uw vaderen, toen ze uit Egypte vertrokken, bevolen Mij brand- en slachtoffers op te dragen? Wel heb Ik hun bevolen: niemand van u zal in zijn hart wrok dragen tegenover zijn naaste of een meineed afleggen (vgl. Jer. 7, 22-23; Zach. 8, 17).

Als we niet onverstandig willen zijn, moeten we begrijpen wat onze goede Vader bedoelt; Hij zegt ons immers hoe Hij wil dat we Hem zoeken te benaderen zonder te vervallen in hun dwaling. Aan ons zegt Hij: het offer voor God is een vermorzeld hart; de geur die de Heer aangenaam is, is een hart dat zijn Maker prijst. We moeten dus, broeders en zusters, goed letten op ons heil, opdat de boze geen dwaling in ons laat binnensluipen en ons berooft van het leven.

Daarover zegt God nog: ‘Waarom vast gij voor Mij door vandaag uw stem luid te doen horen? Dat is niet de vasten die Ik verkies, zegt de Heer. Ook verlang Ik niet dat een mens zich vernedert.’ Aan ons echter zegt God: ‘Dit is de vasten die Ik verkies: boosaardige boeien slaken, de strengen van gewelddadige overeenkomsten losmaken, geknechten vrijlaten; alle onrechtvaardige akten verscheuren, uw brood delen met wie honger heeft; de naakte die gij ziet, kleden, zwervers opnemen in uw huis’ (Jes. 58, 4-7).

Laten we bijgevolg alle ijdelheid vluchten en de werken van de weg van het kwaad volstrekt haten. Sluit u niet op in uzelf, alsof gij reeds gerechtvaardigd waart, maar komt bijeen om samen te zoeken naar wat goed is voor de gemeenschap. Want de Schrift zegt: ‘Wee hen die wijs zijn in eigen ogen en verstandig naar hun eigen mening’ (Jes. 5, 21).

Laten we geestelijke mensen zijn, een volmaakte tempel van God. Laten we, zoveel we kunnen, ons toeleggen op de vreze des Heren en trachten zijn geboden te onderhouden om vreugde te vinden in zijn wil. De Heer oordeelt de wereld zonder aanzien van persoon; ieder zal krijgen naar zijn daden. Is hij goed, dan zal zijn gerechtigheid voor hem uitgaan; is hij slecht, dan staat het loon van zijn boosheid hem te wachten. Verlaten we ons niet op onze roeping, opdat we niet inslapen op onze zonden en de boze heerser macht over ons krijgt en ons ontrukt aan het rijk van de Heer.

Bedenkt nog dit, broeders en zusters: als gij ziet hoe, na zoveel tekens en wonderen in Israël, die mensen toch werden verlaten, moeten we ervoor zorgen dat op ons niet van toepassing is wat er staat geschreven: ‘Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren’ (Mt. 22, 14).