Ter voorbereiding van de viering van dinsdag 17-08-2021

Ter voorbereiding van de viering van dinsdag 17-08-2021

Uit een homilie van de heilige Johannes Chrysostomus, bisschop van Constantinopel († 407), over de brief aan de Efeziërs

Wij sterven met Christus, worden met Hem opgewekt en heersen met Hem

Hebt gij de overweldigende grootte gezien van Gods macht ten gunste van ons die geloven? De doden, de kinderen van zijn toorn, heeft Hij ten leven gewekt. Hebt gij de hoop gezien waartoe Hij ons roept? ‘Hij heeft ons samen met Hem doen opstaan en zetelen in de hemelen’ (Ef. 2, 6). Hebt gij de heerlijkheid van zijn erfdeel gezien? Ja, er staat: ‘Hij heeft ons samen met Hem doen opstaan.’ Dat is duidelijk, maar hoe moet men zich voorstellen: ‘Hij heeft ons doen zetelen in de hemelen, in Christus Jezus’, evenals: ‘Hij heeft ons samen met Hem opgewekt’? Immers, er is tot nu toe nog niemand opgewekt, tenzij ook wij door de opstanding van het hoofd opgewekt zijn. Daarom heeft Hij ook ons op zijn troon doen zetelen, want als het hoofd op die troon zetelt, dan ook het lichaam. Daarom heeft Paulus eraan toegevoegd: ‘In Christus Jezus.’

Als dit niet zo was, maar als Hij ons door het doopsel opgewekt zou hebben, hoe zou Hij ons dan op die troon hebben kunnen doen zetelen? Immers, ‘indien wij volharden,’ zo staat er, ‘zullen wij met Hem heersen’ (2 Tim. 2, 12). ‘Als wij met Hem gestorven zijn, zullen wij met Hem leven’ (2 Tim. 2, 11). Er waren waarlijk de Geest en de openbaring nodig om de diepte van die geheimen te doorschouwen. Vervolgens, opdat gij niet ongelovig zijt, zie eens wat Paulus eraan toevoegt: ‘Om de naderbij komende eeuwen de overgrote rijkdom van zijn genade te tonen door zijn goedheid jegens ons in Christus Jezus’ (Ef. 2, 7).

Wilt gij ook vernemen op welke manier God ons met Christus heeft doen zetelen? Luistert dan naar wat Jezus zelf aan zijn leerlingen zegt: ‘Gij zult gezeten zijn op twaalf tronen en heersen over de twaalf stammen van Israël’ (Mt. 19, 28), en ook: ‘Het is niet aan Mij u te doen zitten aan mijn rechter- of linkerhand, omdat alleen zij dit verkrijgen voor wie mijn Vader dit heeft bereid’ (Mt. 20, 23). God heeft dit dus zo bereid voor ons. En Paulus zegt treffend: ‘Door zijn goedheid jegens ons in Christus Jezus.’ Immers, het zitten aan de rechterhand is een eer boven elke andere en een hogere eer is niet mogelijk.

De Apostel zegt dat ook wij daar zullen zetelen. Voorwaar, overweldigend is die rijkdom, voorwaar overgroot is zijn macht, dat Hij ons met Christus doet zetelen. En al hadt gij duizend levens, zoudt gij die dan niet omwille daarvan willen verliezen? Immers, als gij in het vuur geworpen werdt, zoudt gij dit dan niet bereidwillig verdragen? Christus zelf zegt dan ook weer: ‘Ik wil dat zij die Gij Mij gegeven hebt, met Mij mogen zijn waar Ik ben’ (Joh. 17, 24). Daarom, al werden wij dagelijks verscheurd, zouden wij dat dan niet van ganser harte moeten aanvaarden?

Bedenkt waar Hij gezeten is: ‘Boven alle heerschappijen en machten.’ En met wie zijt gij dan daar gezeten? Met Hem. En als wie? Als een dode, van nature een kind van de toorn. En wat voor goeds hebt gij gedaan? Niets. Daarom is het waarlijk gepast uit te roepen: ‘O onpeilbare rijkdom van Gods wijsheid en kennis’ (Rom. 11, 33).