Overweging ter voorbereiding van 23-06-2023, vrijdag in de 11e week door het jaar

Overweging ter voorbereiding van 23-06-2023, vrijdag in de 11e week door het jaar

Uit de verhandeling van de heilige martelaar Cyprianus, bisschop van Carthago (†258), over het gebed des Heren

Laten wij als kinderen van God in zijn vrede blijven

God heeft aan de bede om vergeving de zin toegevoegd: ‘Zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren’; deze zin bevat zowel een voorwaarde als een belofte. Wij weten dat wij geen vergeving ontvangen, indien wij geen vergeving schenken aan hen die tegen ons gezondigd hebben. Bovendien heeft God gezegd: ‘De maat die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken’ (Mc. 4, 24). Wij weten ook hoe het de slaaf verging aan wie zijn heer alles had kwijtgescholden, maar die aan zijn mededienaar niets wilde vergeven: hij werd in de gevangenis geworpen. Omdat hij geen medelijden had met zijn mededienaar, legde zijn heer hem de hele schuld weer op die hij hem eerst had kwijtgescholden (vgl. Mt. 18, 23-35).

Christus heeft ons met nadruk geboden: ‘Hebt ge iets tegen iemand, terwijl ge staat te bidden, vergeeft het dan, opdat ook uw Vader in de hemel u uw tekortkomingen moge vergeven. Zo ge niet vergeeft, zal ook uw Vader die in de hemel is, uw zonden niet vergeven’ (Mc. 11, 25.26). Op de dag van het oordeel zult ge u niet kunnen vrijpleiten en zult ge naar uw eigen maat geoordeeld worden. Wat ge anderen hebt aangedaan, zult gij zelf ondergaan.

God heeft ons geboden in zijn huis vreedzaam en eendrachtig te leven in overeenstemming met onze wedergeboorte: één van geest, van hart en van zin. Wij zijn kinderen van God; laten we in zijn vrede blijven. God neemt geen offer aan van iemand die in een twist verwikkeld is. Hij moet eerst van het altaar terugkeren en zich met zijn broeder verzoenen; dan kan hij met zijn gebeden ook God verzoenen (vgl. Mt. 5, 23.24). Het grootste offer dat wij aan God kunnen brengen, is dat we met elkaar de vrede bewaren en als broeders en zusters eendrachtig zijn, één volk, zoals Vader, Zoon en heilige Geest één zijn.

Toen Abel en Kaïn het allereerste offer brachten, zag God niet naar hetgeen zij offerden maar naar hun hart. Alleen het offer van hem wiens hart God welgevallig was, kon Hem behagen. Abel was rechtvaardig en een man van vrede; hij bracht zijn offer met een schuldeloos hart (vgl. Mt. 23, 35). Wij kunnen van hem leren om, wanneer wij voor het altaar een offer willen opdragen, daar te komen in oprechte vrees voor God en in vrede. Zo heeft Abel zijn offer gebracht; daarna is hijzelf tot een offergave geworden en zijn bloedgetuigenis mocht de aanvang zijn van het lijden van de Heer. Zij die zoals hij in Gods gerechtigheid en vrede blijven, worden door God op de dag van het oordeel vrijgesproken en met hun Heer gekroond. Wie echter met zijn broeders en zusters in onmin en onvrede leeft, zal, ook al is hij wegens de heilige Naam vermoord, de aanklacht wegens broedertwist niet ontgaan, want er staat geschreven: ‘Ieder die zijn broeder haat, is een moordenaar’ (1 Joh. 3, 15). Een moordenaar zal niet met God mogen leven en komt niet in de hemel. Wie liever Judas navolgt dan Christus, behoort niet bij Christus.