Overweging ter voorbereiding van 20-05-2023, zaterdag in de zesde week van Pasen

Overweging ter voorbereiding van 20-05-2023, zaterdag in de zesde week van Pasen

Uit de verhandeling van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430), over de eerste brief van Johannes

Laten wij niet alleen liefhebben met het woord of de tong, maar met de daad en in waarheid

‘Wij hebben de liefde leren kennen’ (1 Joh. 3, 16). Johannes spreekt hier van het toppunt van liefde, de volkomen liefde waarover wij het reeds gehad hebben. ‘Daardoor hebben wij de liefde leren kennen’: door het feit dat Christus zijn leven voor ons gegeven heeft. ‘Ook wij moeten ons leven geven voor onze broeders’ (1 Joh. 3, 16). Daar ging het ook om toen Jezus tot Petrus zei: ‘Petrus, bemint gij Mij? Weid dan mijn schapen’ (Joh. 21, 17). Want Jezus wilde dat Petrus zijn schapen zo zou weiden dat hij bereid was zijn leven te geven voor de schapen. Daarom voegt Jezus er aanstonds aan toe: ‘Toen ge jong waart, deedt ge zelf uw gordel om en gingt waarheen ge wilde. Maar wanneer ge oud zijt, zult ge uw handen uitstrekken, een ander zal u omgorden en u brengen waarheen ge niet wilt. Hiermee zinspeelde Hij op de dood waardoor Petrus God zou verheerlijken’ (Joh. 21, 18-19). Met de woorden ‘weid mijn schapen’ wilde Jezus dus aan Petrus zeggen dat hij voor hen moest sterven.

Waar begint de liefde, broeders en zusters? Waar zij eindigt, weet gij. Haar voltooiing en haar omvang heeft de Heer zelf in het evangelie aangegeven. ‘Geen groter liefde kan iemand hebben dan zijn leven te geven voor zijn vrienden’ (Joh. 15, 13). Christus heeft ons dus in het evangelie de volmaakte liefde voorgehouden en Johannes nodigt ons in zijn brief uit daarnaar te streven. Maar gij stelt uzelf natuurlijk de vraag: zullen wij wel ooit in staat zijn die vorm van liefde te bereiken? Wanhoop niet te vlug aan uzelf. Al is uw liefde nog niet volmaakt, misschien is ze toch al in uw hart ontloken. Voed ze, dan zal ze niet verkwijnen.

Maar ge zult mij zeggen: hoe kan ik weten dat de liefde in mij reeds ontloken is? Wij weten waarin de volmaakte liefde bestaat. Wij moeten nu zoeken waar de liefde begint. Johannes zegt in het volgende vers: ‘Wie genoeg goederen van deze wereld bezit en zijn broeder gebrek ziet lijden, maar zijn hart voor hem sluit, hoe kan hij Gods liefde in zich hebben?’ (1 Joh. 3, 17). Nu weet ge waar de liefde begint. Als ge nog niet in staat zijt voor uw medemens te sterven, wees dan tenminste bereid hem mee te delen van uw bezit.

Ga na of gij die over een zekere rijkdom beschikt, medelijden hebt met uw medemens in armoede. Neen, zeg niet: wat heb ik met hem te maken? Waarom zou ik mijn geld weg moeten geven om anderen uit de ellende te helpen? Als dit uw antwoord is, dan hebt gij de liefde van de Vader niet in u. Dan hoeft gij er ook niet groot op te gaan christen te zijn. Want ge zijt niet meer dan een naamchristen; in werkelijkheid zijt ge allesbehalve een christen; uw daden bewijzen het. Hebt ge echter met de naam ook de daad – ook al noemt men u heiden – ge zult met uw daden tonen dat gij christen zijt. Als dat niet blijkt uit uw daden, dan mag iedereen u christen noemen, maar wat hebt ge aan een naam zonder de werkelijkheid? ‘Wie genoeg goederen van deze wereld bezit en zijn broeder gebrek ziet lijden, maar zijn hart voor hem sluit, hoe kan hij Gods liefde in zich hebben? Kinderen, laten wij niet alleen liefhebben met het woord of de tong, maar met de daad en in waarheid’ (1 Joh. 3, 17-18).