Overweging ter voorbereiding van 17-05-2023, woensdag in de zesde week van Pasen

Overweging ter voorbereiding van 17-05-2023, woensdag in de zesde week van Pasen

Uit de verhandelingen van de heilige Hilarius, bisschop van Poitiers († 367), over de Drieëenheid

De gave van de Vader is in Christus

De Heer heeft de opdracht gegeven om te dopen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige Geest, dat wil zeggen: in de belijdenis van de Schepper en van de Eniggeborene en van de Gave.

Er is één Schepper van het al, want, zo zegt de heilige Paulus, er is ‘één God, de Vader, uit wie het al voortkomt’. Er is één Eniggeborene, onze Heer Jezus Christus, ‘door wie het al bestaat’ (1 Kor. 8, 6). Er is één Geest die als gave over allen wordt uitgestort.

In God is alles dus volgens drievoudige kracht en werking geordend: één Macht uit wie het al voortkomt, één Afstammeling door wie alles is, één Gave van volkomen hoop. Aan die opperste volmaaktheid blijkt er niets te ontbreken. Immers, in de Vader, de Zoon en de heilige Geest krijgen de oneindigheid van de Eeuwige, de luister van het Beeld en de vreugde van de Gave hun gestalte.

Wat de werking van de heilige Geest in ons is, mogen we uit de woorden van de Heer zelf vernemen. Hij spreekt immers in het evangelie: ‘Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het nu niet verdragen. Het is goed voor u dat Ik heenga; want als Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen. Nu Ik wel ga, zal Ik Hem tot u zenden’ (Joh. 16, 12.7).

Elders zegt Hij: ‘Dan zal de Vader op mijn gebed een andere Helper geven om voor altijd bij u te blijven: de Geest van de waarheid’ (Joh. 14, 16-17). ‘Hij zal u tot de volle waarheid brengen; Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar spreken al wat Hij hoort en u de komende dingen aankondigen. Hij zal Mij verheerlijken, omdat Hij aan u zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft’ (Joh. 16, 13-14).

Deze woorden zijn onder vele gekozen om de weg van het begrijpen te effenen. Ze bevatten zowel de bedoeling van wie de gave schenkt, als de aard en de bestemming van de gave zelf. Omdat wij in onze zwakheid noch de Vader noch de Zoon kunnen vatten, is de heilige Geest ons geschonken. Ons geloof heeft het moeilijk met het geheim van Gods menswording, maar door de bemiddeling van zijn tussenkomst wordt het verhelderd.

Wij ontvangen namelijk de heilige Geest ter wille van het inzicht in Gods wezen. Een vergelijking met het menselijk lichaam moge dit verduidelijken. Ons lichaam is van nature gericht op bepaalde behoeften: als de behoeften ophouden, verliest die gerichtheid haar zin. Onze ogen bijvoorbeeld: als er geen licht of dag is, is hun werking zonder nut. Onze oren: als er geen klank of stem weerklinkt, hebben zij geen taak meer te vervullen. Onze neus: als er geen geur valt waar te nemen, krijgt hij geen rol meer toebedeeld. Niet dat onze zintuigen hun bestaansreden verliezen met de behoefte, maar hun werking wordt bepaald door de behoefte. Zo gaat het ook met de menselijke geest. Door het geloof moet hij de gave van de Geest Gods ontvangen. Zo niet, dan behoudt hij wel als bestaansreden het kennen van God, maar krijgt hij niet het licht van het inzicht in Gods wezen.

Die gave die door Christus wordt geschonken, is voor allen volkomen toegankelijk als eenzelfde genade. Ze is overal beschikbaar en wordt aan elkeen gegeven in de mate dat men ze wil aanvaarden. Ze blijft bij ieder in de mate dat men het waardig is. Tot aan het einde van de wereld is ze bij ons: ze is de troost van onze verwachting; door de werking van haar weldaden is ze het onderpand van onze hoop voor de toekomst; ze is het licht van de geest en de luister van de ziel.

Het is tijd dat Ik terugkeer naar Hem die Mij gezonden heeft, zegt de Heer; weest niet bedroefd en laat uw hart niet verontrust worden; Ik zal de Vader vragen dat Hij u zal bewaren, alleluia.

Als Ik niet heenga, zal de Helper niet komen; wanneer Ik van u ben weggenomen, zal Ik Hem u zenden.

Ik zal de Vader vragen dat Hij u zal bewaren, alleluia.