Overweging ter voorbereiding van 20-04-2023, donderdag in de tweede week van Pasen

Overweging ter voorbereiding van 20-04-2023, donderdag in de tweede week van Pasen

Uit de verhandelingen van de heilige Gaudentius, bisschop van Brescia († ca. 406)

De eucharistie, het Pasen van de Heer

Eén is gestorven voor allen. Het is dezelfde die geslachtofferd is en in alle kerkgebouwen ter wereld door het mysterie van brood en wijn zichzelf als voedsel geeft, die leven schenkt aan die in Hem geloven, en zelf geheiligd, allen heiligt die zijn heiligheid erkennen.

Dit is het vlees van het Lam, dit is zijn bloed. Want het brood dat uit de hemel is neergedaald, heeft zelf gezegd: ‘Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven van de wereld’ (Joh. 6, 51). En in de gedaante van wijn wordt met evenveel recht zijn bloed uitgedrukt. Zelf immers zegt Hij in het evangelie: ‘Ik ben de ware wijnstok’ (Joh. 15, 1). Hiermee verklaart Hij duidelijk dat elke wijn die als afbeelding van zijn lijden geofferd wordt, zijn bloed is. Daarom ook heeft de heilige aartsvader Jakob met deze woorden over Christus voorspeld: ‘Hij wast zijn gewaad in de wijn, in het bloed van de druiven zijn mantel’ (Gen. 49, 11). Hij zou zich namelijk kleden in het gewaad van ons lichaam, om het met zijn eigen bloed te wassen.

Zoals de Schepper en Heer van heel de natuur eerst uit de aarde brood voortbrengt, zo maakt Hij vervolgens van het brood zijn eigen lichaam, omdat Hij het kan en het beloofd heeft. En Hij die van water wijn heeft gemaakt, heeft ook van wijn zijn bloed gemaakt.

‘Het is pasen voor de Heer’ (Ex. 12, 11), heeft Hij gezegd, hetgeen betekent: de doorgang of overgang van de Heer. Meen dus niet dat het bij dit brood en deze wijn om aardse dingen gaat. Ze zijn immers hemels gemaakt door Hem die daarin is overgegaan, en ze tot zijn lichaam en bloed heeft gemaakt.

Wat ge in de eucharistie ontvangt, is het lichaam van dat hemelse brood en het bloed van die heilige wijnstok. Want toen Hij het brood en de wijn, door Hem geheiligd, aan zijn leerlingen overreikte, sprak Hij aldus: ‘Dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed’ (Mt. 26, 28). Daarom vraag ik: laten we Hem geloven aan wie we ons geloof gegeven hebben! De waarheid kent geen leugen!

Toen Hij sprak over het eten van zijn lichaam en het drinken van zijn bloed, was de menigte ontstemd en werd er gemord: ‘Deze taal stuit iemand tegen de borst. Wie kan daarnaar luisteren?’ (Joh. 6, 28). Maar om door hemels vuur die bedenkingen te louteren, waarvan ik al zei dat we ze moeten vermijden, voegde Hij eraan toe: ‘Het is de geest die levend maakt, het vlees is van geen nut. De woorden die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en leven’ (Joh. 6, 63).