Overweging ter voorbereiding van 23-04-2023, Derde zondag van Pasen

Overweging ter voorbereiding van 23-04-2023, Derde zondag van Pasen

Uit een preek van de heilige Maximus, bisschop van Turijn († ca. 420), over Pasen

Christus is de dag

Door de verrijzenis van Christus wordt de onderwereld geopend, door de pasgeborenen van de kerk de aarde vernieuwd en door de heilige Geest de hemel ontgrendeld. Immers, de geopende onderwereld geeft de doden terug, de vernieuwde aarde brengt hen die verrijzen, te voorschijn en de ontgrendelde hemel neemt hen op die daarheen opstijgen.

Kortom, de goede moordenaar stijgt op naar het paradijs, de lichamen der heiligen gaan de heilige stad binnen en de doden keren terug naar de levenden. Anders gezegd: bij de verrijzenis van Christus verheffen zich door een bepaalde opwaartse beweging alle elementen tot een hogere orde.

De onderwereld geeft hen die zij in haar macht houdt, terug aan de wereld van de levenden, de aarde zendt de begraven doden naar de hemel en de hemel stelt hen die zij opneemt, aan de Heer voor. Met andere woorden: door een en dezelfde werking betekent het lijden van de Verlosser een verheffing uit de diepte, een opwekking uit het aardse en een plaats in het hemelse.

De verrijzenis van Christus immers betekent leven voor de doden, vergiffenis voor de zondaars en glorie voor de heiligen. Daarom wordt op profetische wijze de hele schepping uitgenodigd tot de viering van de verrijzenis van Christus. Er staat immers: ‘Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt, wij zullen hem vieren in blijdschap’ (Ps. 118 (117), 24).

Het licht van Christus is een dag zonder nacht, een dag zonder einde. En dat Christus die dag is, zegt de apostel Paulus met de volgende woorden: ‘De nacht loopt ten einde, de dag breekt aan’ (Rom. 13, 12). ‘De nacht loopt ten einde’, zegt hij en niet: ‘de nacht volgt’, opdat men inziet dat door het verschijnen van het licht van Christus de duisternis van de duivel verjaagd wordt en niet geleidelijk wordt gevolgd door de duistere praktijken van de zondaars. Door de voortdurende glans worden de donkere wolken van het verleden verdreven en de sluipende groei van de zonden krijgt geen kans.

De Zoon zelf immers is de dag, want de Vader, die ook de dag is, roept Hem het geheim van zijn godheid toe (vgl. Ps. 19A (18A), 2). Ja, Hijzelf is de dag die door de mond van de wijze zegt: ‘Ik heb in de hemel een licht doen opgaan dat nooit meer ondergaat’ (Sir. 24, 6 – Vulg.).

Zoals er dus op de dag van de hemel in het geheel geen nacht volgt, zo ook volgt op de rechtvaardigheid van Christus niet de duisternis van de zonden. Altijd immers glanst de dag van de hemel, hij geeft licht en straalt en kan door geen enkele duisternis omsloten worden; zo ook fonkelt het licht van Christus altijd, het straalt en schittert en het kan door geen enkele nevel van de zonden aangetast worden. Vandaar ook dat de evangelist Johannes zegt: ‘Het licht schijnt in de duisternis’ en de duisternis heeft het nooit kunnen aantasten (vgl. Joh. 1, 5).

Daarom, broeders en zusters, moeten wij allen jubelen op deze heilige dag. Laat niemand zich onttrekken aan de algemene vreugde door het besef zondaar te zijn; laat niemand weerhouden worden van de openbare eredienst door de last van zijn zondenschuld! Men moet immers, hoezeer schuldig ook, op deze dag niet wanhopen aan de genade, want deze dag betekent een niet-gering voorrecht. Immers, als de goede moordenaar het paradijs heeft verdiend, waarom zou dan een christen geen vergeving verdienen?

Geheel de schoonheid van de Heer is verheven boven de sterren; zijn luister straalt op de wolken des hemels en zijn Naam blijft eeuwig, alleluia.

Zijn opgang begint aan het eind van de hemel en zijn kringloop reikt tot het andere eind.

En zijn Naam blijft eeuwig, alleluia.