Ter voorbereiding van de viering van de zaterdag

Ter voorbereiding van de viering van de zaterdag

Uit het commentaar van de priester Origenes († 253/254) op de brief aan de Romeinen

Zonder het vergieten van bloed is er geen vergeving van zonden

Origenes, priester

Laten wij nu eens alle namen die men voor de Heiland gebruikt heeft, afzonderlijk onderzoeken en nader bekijken welke betekenis bij elke benaming behoort. Gij zult dan tot de bevinding komen dat Hij – aangezien het God behaagde dat de gehele volheid van zijn godheid woonde in een lichaam – niet alleen verzoening genoemd wordt, maar ook hogepriester en offer, dat tot heil van het volk aangeboden wordt.

Over Christus als hogepriester wordt door David heel duidelijk in een psalm geschreven (vgl. Ps. 110 (109), 4) en ook in de brief aan de Hebreeën. Dat Christus echter ook offer is, daarvan legt Johannes getuigenis af wanneer hij zegt: ‘Zie, het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt’ (Joh. 1, 29). Omdat Hij offer is, wordt door het vergieten van zijn bloed de verzoening tot stand gebracht, want hierdoor wordt de vergeving van de zonden uit het verleden geschonken. Deze verzoening komt tot iedere gelovige door middel van het geloof. Als de verzoening immers geen vergeving van de vergrijpen uit het verleden zou schenken, dan zou er geen bewijs zijn dat de verzoening tot stand gebracht was.

Aangezien echter vergeving van zonden geschonken wordt, is het zeker dat door het vergieten van het heilig bloed de verzoening voltrokken is. Immers, er staat geschreven: ‘Zonder het vergieten van bloed is er geen vergeving’ (Heb. 9, 22).

Meent nu echter niet dat alléén Paulus de term verzoening voor de persoon van Christus heeft gebruikt. Luistert maar, hoe Johannes gelijkluidend in dezelfde zin spreekt, wanneer hij zegt: ‘Kinderen, ik schrijf u met de bedoeling dat gij niet zoudt zondigen. Maar ook al zou iemand zonde bedrijven: we hebben een voorspreker bij de Vader, Jezus Christus, die geheel zondeloos is, die al onze zonden goedmaakt, en niet alleen die van ons maar die van de hele wereld’ (1 Joh. 2, 1-2). Derhalve komt in de verzoening door Christus’ bloed de vergeving tot stand van de zonden uit het verleden, in de verdraagzaamheid van God, opdat zou blijken dat Hijzelf rechtvaardig is (vgl. Rom. 3, 25-26).

De verdraagzaamheid van God heerst, als de zondaar niet terstond gestraft wordt voor zijn zonden, maar zoals Paulus zegt: ‘door Gods lankmoedigheid tot inkeer gebracht wordt’ (Rom. 2, 4). En hierin toont God, zoals gezegd wordt, zijn gerechtigheid. Terecht heeft Paulus hieraan nog toegevoegd: ‘in deze tijd’. Immers, in de tijd waarin wij leven, ligt Gods gerechtigheid in verdraagzaamheid, maar in de komende wereld in vergelding.