Ter voorbereiding van de viering van de woensdag

Ter voorbereiding van de viering van de woensdag

Uit een geschrift van Michaël kardinaal Faulhaber († 1952)

Een edele menselijke natuur is voedingsbodem voor het evangelie

De wet uit de oude tijd moest door het evangelie van de nieuwe tijd niet opgeheven maar vervuld worden. Vervullen betekent dat halve waarheden en leemten aangevuld worden, dat eerste aanzetten worden uitgewerkt en dat kiemen zich tot vruchten ontwikkelen. Het evangelie is ook in feite door onverbrekelijke organische samenhangen verbonden met de aardbodem: als door zevenmaal zeven wortels is het in de aarde van de voorchristelijke openbaring geplant. De stichter van het christendom was een telg uit de wortel van Isaï. Het allereerste hoofdstuk uit het evangelie met Jezus’ stamboom (vgl. Mt. 1, 1-16) heeft dit organisch verband tussen de beide heilshistorische perioden duidelijk uitgesproken. Het lijkt wel alsof het evangelie vooral door de opsomming van de zesenveertig voorvaders van de Messias het statistisch bewijs wil leveren, dat de Gezalfde des Heren niet uit de lucht is gevallen. De Gezalfde strekt veeleer als een koning met verworven troonrechten de wortels van zijn stamboom uit tot in de lang vervlogen eeuwen uit de geschiedenis van zijn volk. Voor het bijbelonderzoek staat op ieder blad van deze boom een mysterie geschreven. Zo’n mysterie gaat ook schuil achter de vier vrouwelijke figuren die, afgezien van de moeder van Jezus, opgesomd worden onder de voorouders van de Messias.

De bekendste vrouw uit de voorouders van de Messias is Ruth, een Moabitische vrouw uit de tijd van de Rechters. Haar levensgeschiedenis vindt men in een boekje met dezelfde naam. Ten tijde van een hongersnood was een man met zijn vrouw Noömi en zijn beide zonen vanuit Betlehem uitgeweken naar het land van de Moabieten aan de overzijde van de Dode Zee. De twee zonen hadden na de dood van hun vader twee dochters van de Moabieten gehuwd, Orpa en Ruth. Weldra volgden de zonen hun vader naar een graf op vreemde bodem. Toen besloot Noömi terug te keren naar haar geboortegrond Betlehem waar inmiddels de hongersnood ten einde was. Haar beide schoondochters begeleidden haar, totdat Orpa terugkeerde op het voorstel van de schoonmoeder dat de jonge weduwen toch beter in hun eigen land konden blijven. Ruth daarentegen beloofde aan haar schoonmoeder onder ede haar te begeleiden tot de dood.

Uit bekommernis voor het levensonderhoud van haar schoonmoeder ging Ruth in Betlehem aren lezen op de velden van een rijke grondbezitter, Boaz genaamd, met wie zij tevens verwant was. Volgens het armenrecht van de Mozaïsche wet (vgl. Deut. 24, 19) had zij slechts afzonderlijke achtergebleven aren mogen verzamelen. Nu had een kinderloze weduwe het recht volgens de wet (vgl. Deut. 25, 5-10) om de hand van de broer van haar man, volgens het gewoonterecht zelfs om de hand van een meer verwijderde bloedverwant te vragen. Het huwelijk tussen de rijke grondbezitter en de arme, aren lezende vrouw uit den vreemde kwam inderdaad tot stand. Boaz en Ruth werden in Betlehem, in de stad van David, door hun zoon Obed en hun kleinzoon Isaï de overgrootouders van David en daardoor voorouders van de Messias (vgl. Ruth 4, 13-22).

Het boek Ruth schetst een lieflijk beeld van kinderlijke zorg en trouw. De vrouwen van Betlehem konden van Ruth zeggen dat zij voor haar schoonmoeder meer betekende dan zeven zonen (vgl. Ruth 4, 15). Lof op een vrouw uit de mond van vrouwen is, zoals bekend, een dubbele lof. Ter beloning voor zoveel zorgzaamheid die zij haar schoonmoeder betoond had, werden haarzelf de vreugden van de moeder, ja zelfs de waardigheid van een voorouder van de Gezalfde rijkelijk toegemeten. Geen bijzondere openbaring, geen wonder, geen lied van Hanna begeleidde haar levensweg. Toch is haar hele persoon een wonderbaarlijk bewijs dat Gods oog zelfs in de ruwe en harde tijd van de Rechters rustte op Betlehem. Gods hand bereidde de wegen voor het kind van Betlehem sinds lange tijd voor.